130 ZIJPENDAL.
Längs Bakenberg loopt de openbare weg en wij vinden straks
een’ viersprong. Den o u d e n S c h e lm s e h e n we g vinden wij
terug tusschen hoogej begroeide wallen en onder een gewelf
van beukentakken. Deze grintweg, die door de mime, golvende
vlakte slingert, waar bouwakkers en jonge dennenbosschen elkander
afwisselen, leidt naar het gehucht K e m p e r b e r g in de
heide. Wij laten met welgevallen het oog weiden over het uit-
gestrekte landschap, zoo bekoorlijk en aantrekkelijk na onzen
langen togt door de bosschen. Wij beklimmen den vreemdsoortigen
heuvel, vol brokken puin en groote steenen, terzijde van den
weg, en dan slaan wij te r regterhand het holle, afloopende pad
in, dat ons naar Z i j p e n d a l moet voeren. Den heuvelrug hebben
wij verlaten, maar de hoogten blijven ons terzijde, met het
hakhout en het koren, längs hun hellingen opklimmend. Die
heuvels behooren tot het landgoed W a t e r b e r g , tot het begin
van deze eenw grootendeels woeste, barre heide, waar destijds
de ontginning met goed gevolg beproefd en een huis gebouwd
werd, als d e K l u i s bekend en vermaard. Sinds 1826 behoort
het goed onder Sonsbeek en is het huis gesloopt. Waar het
rasterwerk van Zijpendal begint, loopt een dwarsweg naar de
aloude heerlijkheid D e e l e n , thansi een gering gehucht, waar
men zelfs de plaats van het voormalig kasteel niet meer weet
aan te wijzen. Zijpendal zelf maakte een deel uit van de uitge-
strek te , deels woeste, deels bebouwde gronden, die H e n r i k
de G r o ef f , erfvoogd van Erkelentz, land-rentmeester van Gelder,
hofmeester van hertog Karel van Egmond, door de gunst van
zijn’ vorstelijken meester ontving. Destijds was hier een waterkolk
en ,/sijpe” , waarvan de naam nog over i s , terwijl van een ruime
w i l d b a a n de herinnering nog dpor H a r t g e r s - of h a r t j e s -
b e r g , een deel van Sonsbeek, wordt bewaard. De groote bezit-
ting van den voorspoedigen gunsteling kwam in 1524 in handen
des hertogs, bij ruiling met het hertogelijk landgoed S t a v e r d e n
op de Veluwe, om na den dood van den onrustigen vorst te
dienen tot betaling van de vorderingen, die Steven van Ruijten-
borch op hem had. Sinds 1573 werden de goederen verdeeld en
NAAR ARNHEM TERUG. |3 ^
gesphtst en werd het tegenwoordige landgoed Zijpendal eene
afzonderlijke bezitting.
Wij zien er alleen de buitenzijde van en hetgeen zieh overi-
gens van den openbaren weg laat waarnemen: den hertenkamp met
zijn hoog geboomte, de sierlijke waterpartijen en den heuvelrug,
met forsche stammen begroeid, het eerwaardige heerenhuis te
midden van den helderen vijver en de lange reeks rhododendrons
er voor. De weg zelf heeft zijn aantrekkelijkheid door fraaije
eiken en beuken en door de glooijing der heuvels, aan wier voet
hij voortloopt, totdat wij boven de velden, van donkere boschjes
omzoomd, Arnhems toren zien oprijzen. De heldere S t. J a ns -
b e e k , die uit de Zijpendaalsche kolk vloeit, spoedt zieh
längs de vorstelijke hoogten van Sonsbeek naar de stad en
naar den Rijn. Van het frissche water maken eenige bleekers
gebruik en op den voorgrond liggen de groene velden, met het
Witte linnen bedekt. Hun huizen, waar in het'schoone saizoen
aan vreemdelingen kamers worden verhuurd, zijn hier en daar
längs de snelstroomende beek verspreid. Daarachter rijzen allengs
de trotsche, uitgestrekte gazons, met heerlijke boomgroepen ver-
sierd, tot waar het eenvoudige, deftige huis zieh vertoont tusschen
het donker loof van het digte bosch, dat den heuvel
kroont. Daar ginds, te r zijde , springt de hooge waterstraal eener
fontein, als een proeve van den schat van waterwerken, die Sonsbeek
in zoo ruime mate heeft aan te wijzen. Wat wij’ van hier
kunnen zien, is maar een deel van het vele, dat het prächtige
landgoed met zijn uitgestrekte bosschen, zijn grootsche lanen,
zijn groote vijvers, zijn voor ons land aanzienlijke watervallen
den bezoeker aanbiedt. Maar gelijk het daar voor ons ligt, gelijk
het ook den spoorwegreiziger bij het naderen van Gelderlands
liefelrjke hoofdstad reeds van verre tegenschittert, geeft het den
indruk van een der schoonste bezittingen te zijn, waarop de rijke
Veluwezoom mag roemen. En met dien indruk sluiten wij, die
voor enkele uren aan ’t stationsgebouw daarginds onzen togt begonnen,
welvoldaan deze onze wandeling, waarop wij zooveel
schoons genoten, m een oord, waar natuur en kunst zieh zoozeer