hebben bereikt. De schemering om ons heen is door duisternis
vervangen en de weldadige vrede des wouds in eene nachtmer-
rie van angst herschapen. Zieh gindsche kolk ons niet aan met
een glazig en gebroken oog ? De plompen, die er in een breede
baan haar bladeren over heen spreiden, zijn zij niet de voet-
sporen van verborgene watergeesten ? De berken buigen zieh er
stilzwijgend en diep over heen en het altoos neuriend riet staat
er onbewogen stil. De heische gruwelen der wildernis, haar eeuwig
voortbrengen en onophoudelijk vernielen, openbaren zieh hier in
verschillende vormen. Daar liggen eeuwenoude stammen, gebroken,
verpletterd en verweerd, zooals zij door den storm en het
bliksemvuur zijn ter aarde geworpen; anderen zijn beroofd van
hunne schors, sommigen tot het merg toe vergaan, en er zijn
e r, die met losgescheurde wortels als zweven tusschen leven en
dood. Dikwijls brak een boom in de volheid van zijne kracht
plotselijk van zijn tronk en verpletterde een geheele rij van boomen
in zijnen val. Maar op de overblijfselen der verwoesting
verheft zieh telkens een nieuw leven. Op de lijken der gevalle-
nen rijst al weder een ander geslacht met weelderigeri wasdom
oinhoog en waar geene boomen de plaats innemen, daar vormen
struiken en struweel een ondoordringbaar bosch. Een bedwel-
mende walm rast er op den bodem en wanneer een verdoolde
zonnestraal er in neerdaalt, dan rijst hij als damp omhoog en
vermeerdert er de akeligheid van die woeste piek. Hier is ner-
gens een pad — zelfs de houthakker waagt het n ie t, deze plaats
te betreden, want overal sluipen er bedriegelijke waterstroomen,
die zieh onder eene dünne- bedekking van verrottend mos ver-
schuilen, of zieh tot grondelooze poelen vereenigen. Zietdaar h e t
wo u d d e r v l a k t e , gelijk het zieh twintig eeuwen geleden
uitstrekte over het grootste gedeelte van ons vaderland, gelijk
het ook nu nog op een enkele piek in Gelderland (bij Be e k -
b e r g e n ) gevonden w o rd t.'
Wij gaven het woord aan een’ diehterlijk natuurvorscher uit
1 M a s i u s : i f a t u a r S t u d i e n , v e rta a ld door W i n k l e r P r i n s iblz. 221.
den vreemde, door uitnemend bevoegde hand ten onzent inge-
leid. Wat hij schilderde, bestaat niet meer. De erfgenamen der
L i e r d e r m a r k , aan wie het bosch behoorde, verkochten het
aan den heer v a n S p r e k e n s t e Velp. Het hout. werd g ero o id ,
het overvloedige water afgeleid, de grond tot bouw- en weiland
geschikt gemaakt, en thans bewaart alleen de naam van het landgoed
h e t Wo u d de gedachtenis van de huiveringwekkende maar
merkwaardige piek.
B e e k b e r g e n heeft thans niets bijzonders meer aantebieden,
al is ’t ook een vriendelijk en fraai gelegen dorpje. Maar aan ’t
einde van onzen zwerftogt door een deel der Veluwe, waar zoo-
veel nieuws allengs het oude verving en bij toenemende ontgin-
ning van het oude, dat er nog is , hoe langer hoe meer zal
verdwijnen, was ons de herinnering welkom aan een’ tijd , die
voorbij is, aan een’ toestand, die tot het verledene behoort.
Zullen wij ’t betreuren, dat ook de Yeluwe verändert met den
tijd? Laat alom maar de nijvere menschenhand moerassen in
welige weiden, heidevelden in vruchtbare korenakkers herscheppen.
Met blijdschap begroeten wij die levensteekenen. Gaarne zouden
wij er nog veel meer hebben gezien, en met name van bosch-
cultuur hadden wij vrij wat meer willen ontdekken. De Veluwe
kan nog duizenden voeden, bij doelmatige behandeling en onbe-
zweken volharding. En wie de stille, plegtige heide lief heeft, hij
kan tusschen A p e l d o o r n en B a r n e v e l d tot zijn geruststel-
ling gewaar worden, dat het daaraan vooreerst waarlijk nog niet
ontbreken z a l!
A A U T E E K E H I I tG E S .
Door het wegvallon van verkortiugstreepjes hoven sommige woorden in
het extract van het leenregister in de Aanteekeningen op de vorige Afl. zijn
enkele woorden onjuist weSrgegeven. De lezer zal wel begrepen hebben dat
»jegermambt” (r. 7 v, b. en elders) j a g e rme e s t e r s amb t beteekent en