EEN PAAR UITSTAPJES IN GRONINGERLAND.
G r o n i n g e r l a n d — gelijk wij de provincie noemen in
ondersoheiding van haar hoofdstad — G r o n i n g e r l a n d pleegt
niet bij voorkeur voor wandeltogten gekozen te worden. Wie
boschrijke streken verlangt, gevoelt zieh niet aangetrokken door
de uitgestrekte bouwlanden, waar alle houtgewas vaak zorgvuldig
wordtr .geweerd, en wie gaarne de afwisseling van hoog en laag
ontmoet, die vindt in de vlakke polders zijn gading niet. ’t Zou
ons evenwel als wandelaars door Nederland weinig. betamen, de
noordelijkste provincie onbezocht te laten. Hoe hoog wij natuur-
schoon stellen, ’t is toch niet het eenige, wat wij op onze om-
zwervingen door ons: goede vaderland zoeken. Om kennis van
het land onzer inwoning is het bovenal te doen, en wie Groningen
niet kent, die kent een zeer belangrijk en zeer eigenaardig
gedeelte daarvan niet. t Is een rijk gewest met een nijvere be-
volking. De landbouw staat er op hoogen trap. De veeteelt,
hoewel minder algemeen dan landbouw, is er niettemin van
beteekenis. De handel van Groningen mag genoemd worden en
de nijverheid vindt en. bekwame en ondernemende beoefenaars.
De scheepvaart is er levendig en de scheepsbouw heeft er een’
IV, 16