92 ROERMONDS KARAKTER.
wanden , het wel eens verwelooze houtwerk aan den gevel, de
hardsteenen deurkozijnen, geven gezamenlijk aan vele huizen iets
zwaarmoedigs en sombers, en ook zonder de grenzen van ons
vaderland te hebben verlaten, zouden wij het hier kunnen leeren
begrijpen, waarom onze steden, met hun baksteenen gebouwen
en hun levendige kleuren aan deuren en vensterluiken, zulk een'
vrolijken indruk op den vreeindeling maken, en hoe zij dan vooral
een weldadig gevoel van frischheid opwekken, als die huizen
geschaard staan aan weerskanten van de met boomen beplante
grachten. Die frischheid ontbreekt hier. Er is iets stoffigs, iets
zonnigs in de stad, waaraan wij nog niet gewoon zijn, al beginnen
onze nieuwe stadswijken ons reeds vrij wel daaraan te
gewennen; en wie, na Roermond te hebben bezocht, plaatsen
als Helmond b. v. doorwandelt, die zal zieh daar weer als te
huis gevoelen. ’t Ontbreekt evenwel in Roermond geenszins aan
fraaije, goed onderhouden huizen, en vergeleken bij menige
stad in het buitenland, maakt zij een’ aangenamen indruk van
netheid en gezelbgheid. ’t Hangt er veel van af, b f men de
achterbuurten doorkruist, dan of men zieh in de hoofdstraten
opkoudt. Maar overal treft ons het eigenaardige van Roermond
in de menigte tan beeiden, die wij er vinden. Talrijk zijn de
beeldjes van Maria en van verschillende heiligen, tegen de huizen
geplaatst, en waar gij eene waterpomp ziet, daar ontwaart gij in
de nabijheid ook een Mariabeeid, meer of minder versierd, van
grooter of geringer kunstwaarde. Dit is niet toevallig. Elke wijk
heeft haar pömp en elke pomp is onder hare bescherming geplaatst.
De bewoners der wijk dragen het hunne bij tot onderhoud
en versiering van het bee id, dat ook in de verschillende tijden
van het kerkelijk jaar anders gekleed en getooid i s , en zij wed-
ijveren onderling in kostbare of smaakvolle opluistering daarvan.
■Niet ver van de Protestantsche kerk ontmoeten wij een groot,
tamelijk leelijk Christusbeeid aan het kruis, dat — opzettelijk,
of door een zonderlinge vergissing? — zes teenen aan iederen
voet heeft, en op den toren der trotsche hoofdkerk staat een
groot koperen beeid van den H. Christoforus, met het ChristusDE
BISSCHOPSSTAD. 93
kind op de sterke schouders en den uitgerukten boomstam als
staf in de hand. Roermond maakt zieh allerwege kenbaar als een
Roomsch-catholieke stad, en ook in dit opzigt draagt zij een in
ons vaderland eigenaardig karakter. Overigens treedt het Catholi-
cisme er niet met bijzonderen luister te voorschijn. De Munster-
kerk is wel als gebouw hoogst merkwaardig-, maar behalve het
praalgraf, dat geen k e r k e l i j k sieraad is en de schoone altaar-
p la a t, heeft zij geen schatten van beteekenis en ook het inwendige
der hoofdkerk is eenvoudig te noemen, als wij het vergelijken
met wat elders, zelfs binnen de Nederlandsche grenzen, is te
vinden. Zij bezit eenige geschilderde ramen, enkele belangrijke
schilderstukken, waaronder een Christusbeeid, dat als van Rub-
bens wordt genoemd, benevens een’ kansel en biechtstoelen met
kunstig snijwerk in eikenhout, uit het voormalig Minderbroeder-
klooster afkomstig. Dat Roermond een bisschoppelijke stad i s ,
valt den vreemdeling weinig in het oog. Het paleis, door dien
hooggeplaatsten geestelijke bewoond, heeft niets opmerkelijks.
Alleen door de beeiden van Johannes en Augustinus in den gevel,
is het van een gewoon aanzienlijk huis te onderseheiden en
de nieuw-gothische gebouwen van het bisschoppelijk College be-
slaan wel een aanmerkelijk gedeelte van de s tra a t, waarin zij
gevonden worden, maar kunnen alleen door hunne uitgebreidheid
eenigszins indrukwekkend worden genoemd. De bisschop van
Roermond staat bekend als een man van eenvoudigen, nederigen
zin , die geen uitwendige praal begeert.
Toen in 1559 tot de oprigting van de nieuwe bisdommen in
de Nederlanden was besloten■>werd ook Roermond bestemd om
de 'z e te l te zijn van een’ bisschop, wiens geestelijk gebied zieh
uitstrekte over 13 steden en 214 dorpen, thans ten deele tot de
provincien Limburg, Gelderland en Noord-Brabant, ten deele tot het
tegenwoordige Pruisen behoorende. In 1801 werd het vernietigd,
en toen het in 1853 werd hersteld, ontving het gansch andere
grenzen, zamenvallende met die van de provincie L im b u r g .
Roermond was in der tijd een versterkte stad. Een zware
rnuur, met zeven poorten en tal van torens, hield haar ingeslo