het jong plantsoen en akkermaalshout; open plekken, waar gehakt
is en gerooid, wachten op nieuwe bepooting. Wij dalen steeds
en naderen de grens der bosschen. Nog hebben wij die niet be-
re ik t, als op eens, tusschen een frissche lijst van levend groen
gevat, een verrassend vergezigt zieh opent. Daar beneden ons,
vlak tegenover den breeden, witten weg, die zieh aan den voet
van den heuvel in de bouwvelden en boschjes der valei verliest,
ligt de kerk van Apeldoorn, van vrolijke witte huizen omringd,
en achter het dorp de violetkleurige heide, waarover de wolk-
schaduw statig heentrekt, terwijRin de verte de sterk verliohte
Deventersclxe toren fantastisch tegen het blaauw van den horizon
nitkomt.
Onze boschwandeling is ten einde en wij hebben nu het open
veld voor ons. Dit is het O r d e r v e l d , eeuwen lang een onver-
deelde en woeste h eide, thans meerendeeis ontgonnen en met
akkers of dennenboschjes bedekt. Wij moeten nog een oogenblik
ter zijde afwijken, naar die hoogte regts van den weg, waar het
smalle paadje door de dennen ons heenleidt. Ook hier is ’t een
fraai xxitzigt: een verbazende uitgestrektheid Ö 3 O vol leven en afwisseling
overzien w ij, want heel het landschap tot aan de IJsel-
steden toe ligt hier voor ons. Reeds daardoor zoir ons het körte
uitstapje herwaarts ruim vergoed worden. Bovendien kunnen wij
er een echo van groote kracht en duidelijkheid hooren. Maar
zooal noch het een noch het ander ons aantrok, de in hare sooi’t
aanzienlijke hoogte zou niettemin een bezoek wel waard zijn. Haar
onheilspellende naam is Ga l g e n b e r g . Of er in de dagen, toen
de prins van Oranje de criminele jurisdictie in de hooge heerlijkheid
van Apeldoorn bezat, streng en dikwijls regt is gedaan, weten
wij niet. Maar het zinnebeeid van het halsregt mögt in elk geval
niet ontbreken, en wilddieven, zwervende Heidens, gevaarlijke
vagebonden en dergelijke boosdoeners konden reeds van verre het
werktuig des doods hier zien prijken en zieh voor gewaarschuwd
houden, terwijl de ingezeten der heerlijkheid zieh door een’ blilc
herwaarts konden geruststellen met de gedachte, dat zij leefden
in een land van goede justitie. Maar niet alleen in den loop der
tijden toen de doodvonnissen hier werden voltrokken, vergaderde
een groote schare hier bij den Galgenberg, begeerig om een wreed
vermaak te genieten. Later dagen zagen hier vaak in de Juxxxj-
maand een’ luisterrijken stoet van vorsten en aanzienlijken, van
hunne danxes vergezeld, door dienaars en jagers gevolgd, op
vlugge rossen zamenkomen. Enkele mannen dragen op de gehand-
schoende vuist den edelen vogel, thans nog met de kap op den
kop, die straks hoog in de lucht zal opstijgen. Een dier valken
is de Sterke en vlugge B u l l d o g , de eenige, die alleen den reiger
overwint. Uit het Brabantsche V a l k e n sw a a r d , sinds eeuwen
de kweekplaats der mannen, die de kloeke en schrandere dieren
vingen en afrigtten, om „veer met veer te vangen” , zijn ook de
gebroeders Bo t h afkomstig, die het opzigt hebben over de jagt.
De valkeniers bestijgen den heuvel en zien u it, of de reigers
naderen. ’s Morgens zijn zij uit het Reigersbosch, waar zij in
menigte broeden, heengetogen -naar waterrijke strekenr om voed-
sel voor hun jongen te halen. Van den wind hangt hun xigting
af, want hun instinct leert h e n , tegen den wind u it te vliegen,
om met den wind terug te keeren naar hunne nesten, als zij met
den gevangen visch zwaar beladen zijn. Daar komen zij van den
IJselkant. Als zij nabij genoeg zijn, wordt de kap afgenomen. De
losgelaten valk vliegt aanvankelijk laag bij den g ro n d , om allengs
op te stijgen ixx de lucht. De verschrikte reig e r, die zijn vijand
heeft herkend, laat zijn’ buit vallen en rept de vleugels, om het
dreigend gevaar te ontkomen. Ixx wilden ren snelt de jagtstoet
de vogels na. Steeds klimt de v a lk , oxn zieh u it de hoogte te
laten neervallen op zijn prooi, maar de beangstigde reiger laat
hem niet boven zieh komen. Nu is het tijd , den tweeden valk
uit te werpen. De gejaagde vogel, door den dubbelen aanval ver-
schrikt, stijgt nu ook hooger exx dit beslist zijn lot. Een van zijn
beide belagers schiet 'plotseling neder. Vergeefs heeft de reiger
den kop op den rüg gelegd en den langen, scherpen bek als
een spies te r verdediging opgestoken. De scherpe klaauwen grijpen
hem en allengs dalen zij met k ö rte , snelle vleugelslagen. De jagers
rennen naar de plaats, waar zij neder zullen komen; zij bereiken