lust gevoeldeu, geld en arbeid te wagen, in de onzekerheid, of
zij wel zelven hun’ oogst zouden maaijen, h u n . bossclien vellen,
hun gemeste beesten slachten zouden. En deze liadeelen konden
niet worden opgewogen door een aandeel aan het staatsbestuur.
Men wist in het Noorden wel, dat het hart der Brabanters aan
het Zuiden behoorde. Godsdienst, geschiedenis en-volksaard Verbünden
hen veel meer met de landen aan deze dan aan gene
zijde der Maas. Men was er geenszins zeker van, dat de onver-
mijdelijke lasten vrijwillig gedragen zouden worden en dat, bij
het toch reeds zoo omslagtig bestuur en de toch reeds zoo strij-
dige belangen der souvereine gewesten, de zelfstandigheid van
Brabant de moeijelijkheden niet uitermate vermeerderen zou.
Men vreesde den invloed der Roomsche geestelijkheid op de bijna
uitsluitend Roomsche bevolking, bij den innigen zamenhang van
godsdienst en Staatkunde, en zag zieh gedwongen tot maatrege-
len , die trouw aan het geloof tot een vergrijp tegen den staat
en ongehoorzainen aan de wet tot martelaars maakten. Daar
bestond van weerskanten geen hartelijke aansluiting, geen alge-
meen belang. Voor Brabant werd niet gedaan, wat zonder schade
had kunnen geschieden. In Brabant werd niet beproefd, wat,
nevens eigen welvaart, ook de inkomsten der Republiek had ver-
meerderd. En de tijd van krachtigen bloei voor de Noordelijke
gewesten bleef een tijd van stilstand en kwijning voor het
Zuiden. Vergeten wij daarbij n ie t, dat S t a a t s - B r a b a n t geens-
zins het zelfde was, als de tegenwoordige provincie N o o r d-
B r a b a n t . De vruchtbaarste gronden längs de Maas behoorden
maar voor een zeer klein gedeelte tot zijn grondgebied. De
landen van Heusden en Altona, de heerlijkheden van Geertrui-
denberg tot de Klundert to e , de Langstraat met zijn welvarende
dorpen, werden tot Holland gerekend. Oijen en Dieden waren
Geldersch. De graafschappen Bokhoven en Megen, het land van
Ravenstein, de baronie van Boxmeer, de heerlijkheid Oeffelt,
de commanderij van Gemert, waren gansch afzonderlijke be-
zittingen, waar de Staten niets te gebieden hadden. Aan de
Schelde had Zeeland den grooten polder Nieuw-Vosmeer. Wat
er overbleef, was een vereeniging van onderling onzamenhan-
gende deelen. Alleen de stad en de Meijerij van den Bosch,
met de vier kwartieren Peelland, Kempenland, Oisterwijk en
Maasland, stonden regtstreelcs onder de Yereenigde Staten. De
Prinsen van Oranje bezaten de baronie van Breda en de heerlijkheden
Steenbergen, Prinsenland en Willemstad met hunne
onderhoorigheden, even als de stad Grave en het land van Cuijck
längs den Maas-oever en de baronie Cranendonk in den Zuid-
oosthoek der provincie. Het markgraafschap Bergen op Zoom,
längs de Schelde, behoorde ten deele tot de Spaansche Neder-
landen en was eene heerlijkheid van buitenlandsche edelen en
vorsten. Over al deze uitgestrekte goederen oefenden de Staten
wel de souvereiniteitsregten als leenheeren en hieven.er eenige
belastingen, maar noch over de regtsbedeeling, noch over de
inkomsten, noch over het inwendig bestuur hadden zij magt.
Van krachtige zamenwerking tot ontwikkeling van de volkswel-
vaart kon dus wel geen sprake zijn. De veranderde staat van
zakeii, die de 18äe eeuw bij haar scheiden als erfenis aan de
19tle achterliet, bleef ook hier niet zonder merkbaren invloed,
en toen de wijze H o g e n d o r p in de Meimaand van ’t jaar 1818
door Brabant reisde, rondziend, opmerkend, vragend, onderzoe-
kend, gelijk hij ’t gewoön was, toen kon hem verhaald worden
van belangrijken vooruitgang in de laatste twintig jaren. Toen
vond hij op zijn’ weg de -voorteekens van ontwikkeling voor land-
bouw en nijverheid-, die wat goeds beloofden. En had hij, zestig
jaren daarna, zijn bezoek aan Brabant kunnen herhalen, hij zou
wel niet al zijn verwachtingen verwezenlijkt hebben gezien, niet
al zijn wenken en opmerkingen opgevolgd, maar hij zou zieh
toch in menig opzigt geenszins teleürgesteld hebben gevünden,
en veel zou hij hebben aangetroffen, dat zelfs zijn scherpzinnig-
heid nog niet had vermoed.
Dat de ijzeren spoorbaan voor de destijds reeds belangrijke
fabriekplaatsen een’ nieuwen weg voor den aanvoer van grond-
stoffen en steenkolen en voor den afvoer der producten zou
openen en een veel spoediger en goedkooper vervoer dan met