Wie dien blijft volgen, doet wel; maar hij mist de fraaije
partijen bij Hoog-Soeren. Wie den weg derwaarts inslaat, zal
’t zieh niet beklagen; maar den werkelijk vorstelijken straatweg
laat hij dan ter zijde liggen. Daarom is ’t het meest aan te ra-
den, van Apeldoorn n it, den eenen weg heen, den anderen te-
rng te gaan. Zoo willen wij althans doen.
Bij den ingang van de prächtige L o o l a a n , tegenover het
logement d e N i e uw e K r o o n , ligt de breede, door hooge
boomen overschaduwde straatweg, die aanvankelijk längs de rasters
van het uitgestrekte park loopt en ons vergunt, de schilderach-
tige boomgroepen, de welig groeijende mastbosschen, den gol-
venden bodem, de bemoste wallen van dit gedeelte der konink-
lijke bezitting te overzien. ’t Gaat al spoedig bergopwaarts tusschen
het hout-, en , naar Nederlandschen maatstaf gerekend, bereiken
wij allengs een niet onbelangrijke hoogte. ’t Is heerlijk koel onder
’t lommer. Plegtig ruischt de wind door de dennen, alsof in de
verte de zee haar magtige stem deed hooren. Fijn van toon is
de klimmende weg voor ons u it, wier blinkend wit door de
schaduwen tot een zacht grijs is getemperd, hier en daar afge-
wisseld door stroomen van licht, waar de zon door de openingen
van het. loofgewelf dringt | gouden glansen schitteren op den bosch-
g rond, rijk getint door de bruine dennennaalden en het teedere
groen van het mos en de donkere, glimmende bladeren der bosch-
bezién, met haar roode knoppen. Verkwikkend voor het oog is
de mengeling van het frisch en afwisselend lover, dat de trotsche
heirbaan omzoomt. Liefelijkheid en ernst vereenigen zieh, om
een’ diepen, weldadigen indruk teweeg te brengen en den waarlijk
„vorstelijken” straatweg in overeenstemming te houden met het
karakter der eenzame, wilde landstreek, waardoor hij is aange-
le g d , even goed als met het koninklijk lustslot en het bloeijend
dorp waarheen hij leidt.
’t Behoeft ons niet te . verwonderen, wanneer op eens een
statig hert of een schuwe hinde opspringt en in de digte struiken
met vluggen sprong verdwijnt. „Roodwild” is op de Veluwe verre
van zeldzaam. In grooten getale huizen nog de edele dieren in
de bosschen. Onder G a r d e r e n en P u t t e n wordt menigmaal
jagt op hen gemaakt. H ie r , in de domeinen des konings, leven
zij sinds eenige jaren in ongestoorde veiligheid en vermenigvul-
digen zij zieh in vrede, meer tot hun eigen genoegen , dan tot
dat van den boer, die hun veelvuldige bezoeken aan zijn’ akker
en moestuin onder de minder gewenschte zaken pleegt te rekenen.
Veel oog en hart voor het ridderlijk jagtvermaak heeft hij wel-
ligt niet. Op zieh zelf zou ’t hem misschien onverschillig laten,
als de jagthoorn door de wouden schalde, en de „hallali’s” weer-
galmden, en het hondgebas weerklonk, en de bodem dreunde
van den hoefslag der rossen. Maar gaarne zou hij zijn jongens
medegeven, om met luid geschreeuw en krachtige stokslagen tegen
de boomen het wild u it zijn schuilplaats te drijven. Gaarne zou
hij de geweren hooren knallen, en van ganscher harte zou hij
den lustigen jagers een’ bij uitstek gelukkigen dag toewenschen.
Hem zou ’t geen nadeel zijn, als er dooden vielen in het bosch.
Laat het schoone, dat ons de straatweg te genieten geeft,
ons niet beletten, van tijd to t tijd eens te r zijde af te wijken.
Daar zijn prächtige vergezigten te vinden. Zie hier eens, ter
linkerzijde, achter dat walletje van jonge dennen, dat open hei-
develd. Naar de zijde van Apeldoorn daalt de grond en achter
den breeden gordel van akkermaalshout aan onzen voet, ligt de
groote purperen heide. Diep in het dal, van boekweitvelden en
korenakkers omringd, tusschen boschjes en afzonderlijke boomgroepen
, vertoonen zieh de talrijke huizen en buitens en de spitsjes
op de kerken van het dorp. De donkere bosschen van h e t L o o
sluiten zieh daarbij aan en boven hun majestueuze lijnen waait
vrolijk de driekleur op het paleis in de heldere morgenlucht.
Blaauwe heuvels schemeren in ’t verschiet, en de torens van
D e v e n t e r en Z u t p h e n teekenen zieh in de verte tegen den
hemel af. Volgen wij den golvenden horizon, dan treedt ter zijde
van den heuvel het wilde, schilderachtige R e i g e r s b o s c h krach