en zieh niet op den vasten geestgrond waagden ; door geen burgten
te beteugelen; alleen te genaken en te bedwingen, als en zoo-
lang het ijs hun poelen en meeren bevloerde. Wij zouden liaast
geneigd zijn te vragen, waar en hoe zij toch wel gewoond mögen
hebben f Ziet de oude kaarten eens, die den vroegeren toestand
dezer streken leeren kennen! Een smalle strook lands, trouwens
vrij wat breeder dan thans, strekt längs de lcust der Noordzee
zieh uit. Daar was reeds vroeg een niet onbelangrijke bevolking
gevestigd en hier 'en. daar zijn de sporen nog ■ o v er, dat ook de
Romeinen hier geen vreemdelingen waren. Zij werd door de dui-
nen beschermd, behalve op het eene p unt, waar de duinreeks
is afgebroken en thans de kapitale Hon d sb os s C jh e z e ewe -
r i n g de geweldige w.ateren keert en waar vöör eeuwen welligt
een der Rijnarmen uitstroomde. Door die-'geduckte bres lag
gansch West-Friesland open, en sinds de Zuiderzee was ingebro-
k e n , drangen keer op keer de golven ook van den Oostkant
binnen. Ziet eens, wat aaneenschakeling van meeren en plassen!
Wat blijft er over ter bewoning, dan enkele, voortdurend be-
dreigde strookjes grand! Wij zijn in den H e e r - H u g o - w a a r d,
een groote waterplas, van 1626—1631 bedijkt, en westelijk van
ons zien wij een dier betrekkelijk hooge zandruggen, die van
ouds hier en daar tusschen de uitgestrekte poelen zieh verhieven en
althans eenigszins to t een woonplaats van menschen geschikt waren.
Däär is het de zoogenaamde L a n g e n d i j k , die zieh bij den
geestgrond bij St. Pancras aansluit en sinds lang vier ineen
loopende dorpen d raag t, waarvan de twee middelsteS; N o o r d-
e n )Z u i d s c h a r w o u d e , aan vroegere bosschen van schaarhout
doen denken, waarvan het eerste, B r o e k op L a n g e n d i j k ,
zieh beroemd maakte door de tro uw , waarmede zijn opgezetenen
hun vorstin Jacoba dienden tegen Haarlem, waarvaffhet laatste,
O u d k a r s p e l , den 19äen Sept. 1799 door Daendels versterkt,
heldhaftig verdedigd, roekeloos gewaagd, in verwarring verla-
te n , ten slotte hernomen werd en den 2dtm Oct. vruchteloos be-
dreigd en niettemin prijsgegeven.
Ook elders vinden wij in deze streken dergelijke van ouds
bewoonbare plekken, waar de zeeklei een’ vasteren bodem ople-
v e r t, en die reeds lang dorpen of buurten d roegen, wier torens
wij hier en ginds zien verspreid: O u d e - en N i e u w e N i e d
o r p , Zij de w i n d , Va l k o o g ; maar eilandjes waren ’t te midden
der wateren. En Schagen, bij wiens fraaijen toren wij een
oogenblik ophouden, was wel reeds in 12(le eeuw een welvarende
plaats, eer ’t in 1168 door den Heer van Egmond werd ver-
b ran d , maar hoe afgezonderd, hoe ontoegankelijk haast, lag
het tusschen- al die groote plassen en poelen en die läge, keer
op keer door de golven van de Zuiderzee overspoelde landen!
Wat reuzenwerken zijn hier gemaakt, toen de sterke dijken zijn
gelegd, die twee . zeeen moeten bedwingen! Wat zegepralen
zijn hier bevochten door kennis en volharding! Naauwelijks hebben
wij den H e e r - H ü g o - W a a r d verlaten, of wij sporen
door de vruchtbare Zijpe, een’ ouden polder, in 1388, en toen
naar men zegt reeds voor de tweede maal, b ed ijk t, maar eerst
in 1533 voor goed veroverd op de golven, om nog driemaal
hernomen te moeten worden, eer de 16de eeuw ten einde was.
Onmiddellijk aan de Zijpepaalt d e A n n a - P a u l o w n a - p o l d e r ,
die lange jaren onbeschermd heeft gelegen en wier bedijking, pas in
1845 begonnen, in 1847 werd voltooid. Eindelijk, als wij weer
het kanaal zijn overgegaan, doorkruisen wij het K o e g r a s , tot
1610 een gansch onbeschut buitenland, telkens overstroomd door
het zeewater, in ’t genoemde jaar door een’ zanddijk, die naar
Oldebarneveld werd genoemd, ten minste eenigszins tegen de
Noordzee beveiligd, maar aan den kant der Zuiderzee openlig-
g en d , tot dat de g ran d , bij het graven van ’t kanaal verkregen,
aan deze zijde tot een’ dam werd opgeworpen. Toen werd de half
verdronken vlakte, waar oudtijds de schamele bevolking op den
thans verdwenen Vlied-berg vlugtte, waar enkele hutt.en op de
nollen waren verspreid, waar eenig vee een schrale en altijd
gevaarlijke weide vond, veranderd in een’ goed beveiligden
polder, waar thans meer dan vijftig hofsteden staan en een be-
langrijke veestapel wordt gehouden. Zoo leidde ons de weg door
polder op polder. Zoo rende het stoompaard door de gewesten,