nog onaangeroerd en renteloos, en de groote, vaak veel tijd en
geld eischende werken, waarmede iedere verveening op eenigszins
uitgebreide schaal moet beginnen, waren dan ook zeker nage-
noeg onmogelijk in de eeuwen van verwarring en strijd, die
elkander in deze streken waren opgevolgd. Ook hier was de
17de eeuw, dat tijdperk vol leven en krachtsontwikkeling, de
geboorte-eeuw van een’ gansch nieuwen en zegenrijken toestand.
Wij hebben van den spoorweg tot het Station H o o g e z a n d ge-
bruik gemaakt. Een wandeling derwaarts zou ons weinig meer
te zien hebben gegeven, dan wij onder het voorbijsnellen kon-
den opmerken. Ook de togt met de stoomboot, de opvolgster
van „snik” en bärge, zou ons voor het tijdverlies niet hebben
schadeloos gesteld. Landstreken als deze, vlak en open, laten
zieh uit het spoorrijtuig genoegzaam overzien. Aanvankelijk liep
de baan evenwijdig met die van Assen en wij volgden de rig-
ting van den Heereweg, achter Helpen, totdat bij de buurschap
E s s e n de spoorwegen zieh splitsen. Ons bleef ten Noorden
het S c h u i t e n - of Wi n s c h o t e r d i e p ter zijde. Wij. zagen
gras en slooten, boerenhuizen en molens, een paar dorpies in de
verte, den blanken waterspiegel van het F o x h o 11 e r me-er ,
de daken en fabriekschoorsteenen bij het begin van Hoöge-
zand, en öp een andere wijze reizende, zouden wij niets anders
gevonden hebben. Waar thans het Station staat, lag ook eertijds,
tot 1647 toe, een meer, h e t k l e i n e me e r genaamd. Niet ver
van daar, wat meer Noordwaarts, vond men nog in de eerste
jaren dier eeuw een diepen, vaak door de stormen geweldig be-
roerden waterplas, het S a p p e me e r , of wel, om zijn boosaar-
digheid, het D u i v e l sm e e r geheeten. Van de vruchtbare velden,
de kloeke hofsteden, de welvarende dorpen en vlekken, die wij
voorbijkwamen, was destijds nog niets te zien. ’t Was hoog veen,
woest en verlaten, voor zoover het geen donkere, sombere poe-
len en uitgestrekte meeren waren, Aanzienlijke mannen uit h e t
S t i c h t sloegen de handen aan het werk, om de wildernis te
ontginnen. Zij pachtten van de stad Groningen de veenen, van
het klooster Es s e n afkomstig, in den omtrek van F o x h o l , en
begonnen met moed. Maar tot beteugeling van het Sappemeer
schoten hun krachten tekort en de geldmiddelen raakten uitge-
put. Reeds terwijl zij arbeidden had de stad begrepen, welk
voordeel de ontginning der veenen opleveren kon, en in 1616
was zij in ’t bezit gekomen van de regten der oorspronkelijke
compagnie. Twee jaar later was ’t g e lu k t, de wateren van het
Sappemeer afteleiden en de grootste hinderpaal was overwon-
nen. Een vaart werd er door gegraven en to t Z u i d b r o e k verl
e i d , tot groot geriet zpowel voor den h ande l, als voor de af-
watering dier toen reeds bloeijende plaats. Sinds ging het groote
werk onafgebroken voort. Längs de hoofdvaart kwamen dorpen
op. Hoogezand en Sappemeer — spoedig welvarende vlekken —
waren ontstaan. In volgende jaren werden bij voortduring
veenen aan verschillende compagnien uitgegeven, en de eerste
helft der l ? ^ eeuw was nog niet ten einde, of ook ongeveer
een uur gaans ten Zuiden van het hoofddiep was een uitgestrekte
kolonie gevestigd, W i n d e w e e r e n de L u l a , die reeds in 1666
een eigen kerkgebouw hioodig had. De aldus nieuw aangewon-
nen landstreek“, Tmet haar dorpen en gehuchten, werd van het G o o-
r e e h t , waartoe het grootste, en van ’t O l d a m b t , waartoe het
kleinste deel behoorde, afgescheiden en tot een afzonderlijk regts-
gebied, d e n r i g t s t o e l v a n S a p p em e e r , vereenigd.Het jagt-
regt behield de stad aan z ic h ,||e n behoeve der regering. Met
wijze onbekrompenheid stelde zij vreemdelingen van alle gods-
dienstige gezindten in de gelegenheid, er zieh te vestigen. Be-
halve Hervormden, vond men er spoedig Roomsch-Catholieken
en Lutherschen, Doopsgezinden en Israelieten, die er hun bede-
huizen vrijelijk bouwden en gebruikten.
’t Waren de laatste jaren der geweldige worsteling met Spanje;
’t waren ja ren , helaas! van veel burgertwist; maar onderne-
mingsgeest en volharding stempelen dien tijd tot een’ tijd van
krachtige ontwikkeling, rijk aan groote werken, rijk aan geze-
gende vruchten. En menigmaal nog wordt in die merkwaardige
eeuw de uiterste krachtsinspanning gevorderd in den strijd met
magtige vijanden. Menigmaal komen inzigten, belangen, partijen