schepping der kunst, zorgvuldig onderhouden en van groote
wegen doorkruist. De aanleg heeft iets eigenaardigs. Alles her-
innert aan den tvant der 17lle en 18,k eeuw. Men vindt er een
aantal lange, lijnregte lanen. De zoogenaamde W i t t e laanloopt
in eene regte lijn van de Koningslaan tot bij den Eemnesser
straatweg. Men vindt er sterrebosscben, waar een aantal lanen
op een punt uitloopen. Men vindt er berceaux en een’ doolhof
en zelfs een comedie. Men vindt er twee ouderwetsobe water-
kommen en een bergje, dat d e t r o o n beet, terwijl sommige
namen herinneren aan den voormaligen opschik — s p e e l h u i s
en g r o t b e r g . En men kan beweren, dat een andere aanleg
meer aan onzen tegenwoordigen smaak zou voldoen. Toch stellen
wij ’t. op prijs, dat althans een groot bosch in den lande eenig
denkbeeid blijft geven van die buitenplaatsen, waarin onze va-
deren zulk een groot behagen schepten. Wie ze niet hier of daar
in het biutenland zagen, kennen ze alleen uit de kopergravures
in al hun onbehagelijke stijfheid en hun kinderachtige fraaijig-
heden. En wij zouden er ons ligt een al te ongunstige voorstel-
ling van vormen. Zoo kan de kunst de natuur niet bederven,
of zij blijft altijd schoon, al kan zij ook haar volle heerlijkheid
niet openbaren. Bovendien, waar de oude tuiuierskunst werd toe-
gepast op een uitgestrekt terrein als h ie r, daar kon zij een ge-
heel tot stand brengen, dat niet nalaat. indruk te maken. Die
lange, statige lanen met hun prächtige stammen en hun digte
loofgewelven vertoonen zieh in de werkelijkheid gansch ■ anders
dan op de kaart. of op een gravure, die maar een zeer klein
deel kan weergeven. De grootsche afmetingen van het geheel
nemen alle gedachte aan kleingeestigheid en kinderachtigheid
weo-, en de aardigheden, als comedie en doolhof,— als menwil,
ook de berceaux, — zij zijn aardigheden, die een zöo kleine
plaats beslaan, dat zij niet hinderen. Overigens, als een lange
laan verveelt, er zijn -zijpaden genoeg om de regte lijn af te
breken. Willen wij een vergelijking maken tusschen den ouden
en den nieuwen smaak, ook daartoe hebben wij in het Baarnsche
bosch gelegenheid. Ziet dan eens de waterpartij, onder den
bescheiden naam van E e n d e n k o m , bij t begin van het bosch,
dio-t bij Peking. De uitgegraven grond vormt een’ niet onaan-
zienlijken heuvel en de boorden zijn wild en rijk met allerlei
houtgewas begroeid. Dat is de nieuwe — de Engelsche aanleg
: de n a tu u r, wat geleid en geholpen door de k u n s t, maar
zöo, dat de kunst zieh zooveel mogelijk verbergt. En ziet dan
een eind verder, evenzeer even ter zijde van de Torenlaan, de
L i n d e n k om ; eén kleine vijver met uitgeschulpte, steil afgesto-
ken en met gras belegde k an ten , in_ den vorm van een vierblad,
met een breed pad in denzelfden vorm er om heen, door berceaux
ingesloten en door eerwaardige linden omringd, of zie d e
G r o o t e k om in de Witte laan, eveneens zeer regelmatig van
gedaante,- omgeven door acht lanen, die er op uitloopen en
gezamenlijk binnen vier lanen of „singels” besloten zijn. Dat is
¿ e oude — de Eransche s tijl, waarin de kunst op den voor-
grond treedt en wel zorgt, dat zij geen oogenblik vergeten wordt.
De Eendenkom is liefelijker, aantrekkelijker, rijker in afwis-
seling. Maar hoe ernstig en deftig zijn die beide andere water-
werken. En hoe heerlijk is met name de Lindenkom, als de
bloesems de lucht vervullen met haar geuren en het zonlicht
vrolijk, door de opening tusschen de zware kroonen daarboven,
speelt in het stille, heldere water, dat den blaauwen hemel en
het donker groene loof weêrkaatst. ’t Zij echter dankbaar opge-
merkt, dat de linden niet geschoren zijn, zooals eigenlijk de
stijl meêbrengt, en wij dus hier niet den vollen, noodlottigen
triumf der ,/kunst” zien.
Behalve de meer kunstmatige gedeelten heeft het bosch ook
nog plaatsen genoeg, waar wij van stijl en aanleg geen hinder
hebben, die een meer wild karakter vertoonen. Hier en daar
rijst de grond, met bruine bladeren en blinkende dennennaalden
bezäaid; elders bedekt ruig.en weelderig kreupelhout denbodem;
ginds wassen sierlijke varens of breidt het zachte, groene mos
als een fluweelen dekkleed zieh u it; daar is het pad als met een
net van wortels overspannen. Forsche beuken, rijzige mastboomen,
schieten alom in volle kracht en majesteit op, door jonger hout,