liet huis een vaatje boter en drie „fertones” , 1 zoo dikwijls de
proost niet op den hof kwam. Uit de hofhoorige erven trok hij
33 malder rogge, 7 m. garst, 12 m. haver, en 40 „solidos ,
behalve palingen, snoeken, varkens, honig, was, b ie r, enz. Tot
de inkomsten van Werden behoorden ook de kleederen voor
twee dienaars, jaarlijks door //den Hof te Putten te leveren. De
graaf van G e l r e had dit zijn regt in 1191 aan het klooster af-
gestaan. Zijn voorvaderen waren blijkbaar ook in dezen omtrek
gegoed. Althans Hij stamde in de vrouwelijke lijn uit dien Wi c h -
ma n , die de helft van de tiende te Putten aan het stift te E l t
e n schonk, en wiens kleinzoon Meinwerk de wederhelft inet
kerk en Hof aan A b d i n g h o f gaf. Die Hof blijkt dus een voor-
vaderlijke bezitting te zijn geweest. In 1492 werden de Veluw-
sche goederen van het klooster te Werden aan dat van A b d
i n g h o f verpand en in 1551 verkocht.
Behalve F o l c k e r u s en de ons onbekende voorvader van
Wi c h ma n , moeten er echter in het midden der 9*- eeuw nog
andere deelgeregtigden in de bosschen en velden alhier zijn geweest,
al worden hunne namen niet genoemd. Alles wijst er op ,
dat wij hier een gemeenschappelijk gebruik en bezit vinden. Im-
mers wat wordt afgestaan, zijn geen geheele landgoederen,
maar aandeelen in bosschen, regten aan gewaarde erven Verbünden
, inkomsten van gronden en goederen, aan die erven behoo-
rende, en als zoodanig persoonlijk eigendom, waarover men be-
schikken kon; maar de markegronden zelven bleven in ’t bezit
der gezamenlijke geerfden en de gemeenschappelijke belangen
werden door alle regthebbenden behartigd. Allengs konden de
magtigsten in de marke zieh welligt Heerlijke regten aanmati-
gen, of de gronden konden bij onderling goedvinden worden
verdeeld, of zij konden aan een persoon worden verkocht — van
een en ander bestaan de voorbeelden — maar hier en daar bleef
to t den huidigen dag toe het bezit in gemeenschap voortduren.
1 Een f e r t o is het viorde eener mark, 't Woord leeft nog in ’t Engelsohe
f a r t h i n g voort.
En zoo is het met de P u t t e r - , S p r i e l d e r - en S p e u l d e r -
bosschen nog het geval.
De boschwachterswoning onder de beuken ontvangt nog jaarlijks
houtrigters en maalmannen, gelijk zij hier voor eeuwen onder
het lommer tot de „holtspraecke” zamen kwamen. /,Te D ri e
voor in den bosch bij heiligen huisken” werd, to t 1641 to e , in
den regel de vergadering gehouden der maalmannen van het
Speulderbosch, om vonnis te spreken over de vergnjpen, die
tegen het bosch mogten zijn gepleegd en om de belangen van
het bosch te behandelen. Voor het laatste werd ook de kerk te
Harderwijk gebruikt, maar de regtszaken mogten oudtijds m
geen kerkgebouw worden beslist, en besloot men in dat ja a r , niet
meer in de open lucht zamen te komen, het voorbehoud om,
zoo noodig, /,onder de beucken te gerichte te sitten” , werd
daarbij uitdmkkelijk gemaakt. De malen van de in 1597 onder
een bestuur gebragte Putter- en Sprielderbosschen vergäderden
reeds sinds 1606 in de kerk te P u tten , terwijl voorheen de bij-
eenkomsten doorgaans gehouden werden in het S o l s e g a t , dat
wij straks bezoeken zullen. Het //heilige huisje bestaat niet
meer. De boschwachterswoning draagt het jaartal 1765 in den
gevel, en komen daar thans de eigenaars der bosschen, zij vin-
er een met hertenkoppen en kadastrale kaarten versierd vertrek
tot hun’ ontvangst gereed, zooals het oude heiligdom hun zeker
niet aanbieden kon. ’t Mag er nog wel eens vrolijk toegaan,
als de zaken zijn afgedaan en de disch bereid is — met wat
werd medegebragt, — maar t is toch niet meer als in den
„goeden ouden tijd” . Geen drie dagen meer duurt het feest,
naar voorvaderlijke heidensche zede. Geen twee okshoofden wijn
worden meer //na olt gebruik’ verschonken. Geen bepaling be-
hoeft meer te bestaan, dat de kelder den derden dag ten negen
uur moet worden gesloten. Geen boeten voor twistzoekers en
bekkensnijders behoeven meer te worden opgelegd. Daar zijn eigen-
aardigheden uit het volksleven, wier verdwijnen ook de harts-
togtelijkste oudheidminnaar niet betreurt.
’t Was niet naar deze malen, dat de deelgeregtigden in het