schoonheden eener natuur, deels in al haar maagdelijke heerlijk-
heid zieh vertoonend, deels met fijnen smaak door de kunst tot
een der liefelijkste plekken van ons vaderland gemaakt.
A p e l d o o r n , en daarmede ook hat Loo, dat er maar een
half uur van verwijderd i s , ligt nu niet meer afgelegen. De
spoorbaan loopt er längs en sedert den zomer van 1876 behoeft
niemand zieh meer door de bezwaren van een.lange, kostbare
en vervelende reis te laten afschrikken. Het bezoek aan Apeldoorn
is dan ook na de opening van den tak van den Oosterspoorweg
tusschen Amersfoort en Zutfen belangrijk toegenomen.
Is ’t een ondankbaar versmaden van de zegeningen onzer
inieuwe beschaving, wanneer wij den trein, die ons in weinig tijds
derwaarts voeren zou, zonder ons, uit Amersfoort laten wegsnel-
len? Vergissen wij ons in de rigting en hebben wij ons slaeht-
offers gemaakt van eene noodlottige, dwaling, toen wij in een’
der onhebbelijke wagens der Centraalspoor Stegen? Hebben wij
onze dwaling bemerkt, als wij ons haasten, te Putten uit te
stappen? In geenen deele. Door bosschen willen wij onzen weg
nemen. Over uitgestrekte heidevelden willen wij ons pad zoeken.
Wat onze vaderen gedwongen ded en , omdat zij niet anders
konden, dat willen wij vrijwillig doen, omdat wij genieten willen
in vrijheid, in de plegtige eenzaamheid van het woeste landschap,
in de frissche, zuivere lucht, die over de bruine heuvelen der
V e l u w e waait, in het geurend lommer der eeuwenheugende
wouden, — omdat wij een landstreek vol poezij, vol herinne-
ringen, willen doorkruisen, — omdat wij de Veluwe willen
leeren kennen in hären ouden toestand en ons verplaatst willen
zien in eeuwen, die lang achter ons liggen, — omdät wij van
ons uitstapje naar Apeldoorn zooveel mogelijk genot willen hebben.
Daarom sporen wij tot Putten en voorts gaan wij wandelen.
Wie ’t met ons doen wil, moet een open oog en een open
hart hebben voor de natuur. Anders vindt hij ’t vervelend. Van
vermoeijenis moet hij niet weten, want eens op weg, moet hij
voort. Aan tafelweelde moet hij niet verslaafd zijn, want op ie ts ,
wat naar een’ maaltijd gelijkt, heeft hij maar zeer weinig kans.
Overigens dient hij zieh goed te doordringen van de gedachte,
dat een Veluwsch uur gansch iets anders is, dan een gewoon
u u r, vooral, wanneer hij niet als een postbode zonder omzien
voort wil jagen. ledere gelegenheid, om zieh omtrent de rigting
te vergewissen, moet hij aangrijpen, want als hij P u t t e n door
is , heeft hij huis noch h u t , mensch noch kind te verwachten,
om den weg te vragen. Wie nu op deze dingen zieh heeft
voorbereid, die aanvaarde goedsmoeds den togt.
De afstand van ’t- Station Putten naar Apeldoorn wordt op
ongeveer zes uur gaans gerekend, wanneer men den kortsten
weg, over G a r d e r e n , kiest. Wij wenschen echter over de
buurschap D r i e te gaan en die weg is langer. Bovendiemwillen
wij ons zoowel in den omtrek van P u tte n , als in de S p e u 1-
d e r- en S p r i e 1 d e r b o s s c h e n bij D r i e , en bij de Hunenschans
aan het Ü d d e l e rm e e r eenigen tijd ophouden. Ook in de
wouden van H o o g S o e r e n moeten wij niet gehaast zijn. En dit
alles-is op eenen dag niet te doen. Het logement te Ni e uw-Mi l -
l i n g e n geeft gelegenheid tot nachtverblijf, tenzij men aan het
IJddelermeer of aan het A a r d h u i s een rijtuig uit Apeldoorn
ontbiedt en S o e r e n van daar uit bezoekt.
Wat ons tot eenig oponthoud te Putten noopt, is de wensch,
om de Ke l n e r i j en het huis S c h o o n d e r b e e k aldaar niet
onbezocht te laten en de uSprengen” in de nabijheid te zien.
Als wij aan ’t Station zijn, zijn wij nog geenszins in het dorp.
Een klein halfuur is er nog wel mee gemoeid. De weg is niet
onaardig. Eikenboschjes met hooge, begroeide kan ten , bouw-
akkers tusschen het h o u t, boerenwoningen, van boomen om-
ringd, een scbilderachtige schaapskooi onder het lommer van
eerwaardige eiken, nu en dan een kijkje op den to re n , een en