met slanker vormen en fijner kleuren afgewisseld, en wie zieh,
niet te haastig längs de hoofdwegen voortspoedt, om enkele be-
paalde punten te bezoeken, maar den tijd neemt, om ook de
zijpaden te doorkruisen en de meer afgelegen plekjes op te
zoeken, die zal niet ligt den indrnk medenemen, dat het Baarn-
sche bosch eentoonig is , zooals sommigen klagen, die liever veel
oppervlakkig, dan wat minder goed zien.
Niet ver van de Lindenkom Staat „de naa ld,” aan den zoom
van het bosch. Daarachter breidt het. weiland zieh uit en blinken
de witte zeilen in de Eem. De spoorbaan, die het boseh
doorsnijdt, loopt verder door deze vlakte naar Amersfoort. Te-
genover de naald, aan ’t eind der breede K o n i n g s l a a n , sche-
meren de witte muren van het paleis. De „naald % door den
architect Van der Hart gebouwd, bestaat uit een hooge obelisk,
op een vierkant voetstuk rüstend, en is met een ijzeren hek om-
ringd. Zij werd opgerigt volgens een wet van 8 Julij 181 5 , „tot
bijzondere vereering van den moed en de hardnekkige verdediging
der positie bij les Quatrebras, zoo luisterlijk ten toon gespreid,
en vermeldt in vier talen den roem van den prins van Oranje,
wiens uitstekend beleid toen het vaderland redde en de overwin-
ning van Waterloo voorbereidde. De beide stukken veldgeschut,
die er nevens staan, zijn niet uit 1815 afkomstig, maar herinneren
de voortreffelijke leiding der krijgsbewegingen door den prins m
1830. ’t Zijn veroverde B e l g i s c h e kanonnen, den opperbevelhebber
tot aandenken geschonken.
Het besluit to.t het oprigten van dit gedenkteeken maakt een
onderdeel u it van de wet van 8 Julij 1815, waarbij Z. M. koning
Willem I , in naam des volks, „het domein Soestdijk in vollen
eigendom afstaat en opdraagt aan Z. K. H. den prms van Oranje,
om aan de Nederlandsche armée in den persoon van haren opperbevelhebber
een duurzaam blijk te verleenen van de hoogachting
en erkentelijkheid, welke zij zieh bij aile ingezetenen van het
rijk verworven beeft, door haar moedig gedrag in den thans ge-
eindigden veldtogt,” en waarbij tevens bepaald werd, dat het
jagthuis in goeden staat gebragt en gemeubileerd zou worden
BEN DANKBARE HTJLDB. 145
op kosten van den lande. Ben en ander geschiedde. Het lustslot
werd door de architecten de Greeff en Reijers behoorlijk
gerestaureerd en aanmerkelijk vergroot door de beide vleugels,
met hun paviljoenen en colonnades. Zocher werd met den aan-
leg van het park belast. Een hoofdambtenaar van het ministerie van
Binnenlandsche Zaken zorgde voor het meubilair. In 1818 was
alles zoover gevorderd, dat de vorstelijke eigenaar met zijne gema-
lin, den 21sten. Mei van dat ja a r, hun’ feestelijken intogt in hun
nieuwe bezitting konden doen, onder de luide toejuichingen der
ingezetenen hunner heerlijkheden van Baarn en Soest, die niets
hadden verzuimd, om hunne blijdschap met die heugelijke ge-
beurtenis te toonen. Wel mogten Baarn en Soest van ganscher
harte zieh verheugen, want de prins van Oranje, later koning
Willem I I , was een goed en mild Heer. Zelf was hij er menig-
maal, en koningin Anna Paulowna had Soestdijk lief, waar twee
van haar zonen, de prinsen Alexander en H endrik, waren geboren.
Als koningin-weduwe hield zij er herhaaldelijk langen tijd haar
verblijf, om minzaamheid en milddadigheid door allen geliefd. Na
haar afsterven kwam het domein aan prins H en d rik , aan wien
de landstreek, evenals het gansche vaderland, zooveel te danken
heeft. Wel mogten Baarn en Soest zieh verheugen, en te m e e r,
omdat de schoone bezitting jaren lang verwaarloosd en verlaten
had gelegen.
Den 26sten April van het jaar 1674 had Jacob de Graeff een
landgoed, dat ook zijn’ vader, den Amsterdamschen burgemees-
te r Cornelis de Graeff van Zuid-Polsbroek, had toebehoord, aan
prins Willem I I I verkocht. Deze had er een jagthuis gebouwd,
dat in het hoofdgebouw van het tegenwoordige paleis nog over
is, en er een groote wildbaan en plantagien aangelegd. De tegenwoordige
Koningslaan heette destijds: Z. H. n i e u w e l a an.
Het buitenverblijf d e n E u l t behoorde er echter nog niet bij.
’t Behoorde toen aan de Bickers en werd eerst in 1758 door
de erfgenamen van Willem Gideon Deutz aan prinses Anna verkocht.
Jan de Witt had hier, in 1668, met zijn huisvrouw bij
zijn’ zwager Jan Deutz gelogeerd. Zij was er bedenkelijk ziek
IY. 10