weggerukt, ruaar meer van zijii kracht ontroofden hem de vro-
lijke jagers, die tal van kogels in zijn schors hebben geboord,
en de boerenjongens, die het lood er later weer uit sneden.
Thans houden ijzeren banden hem omvat, want het nageslacht
wil den eerwaardigen eik in eere houden, onder wiens lommer
z/Koning Willem” zoo gaarne ru stte , als hij in deze bosschen
te r jagt was.
Den P r i n s e n w e g heeft prins Willem V laten aanleggen.
Als wij dien inslaan, komen wij aan ’t Uddeler meer. Het digt
ineengegroeide h o u t, waardoor wij ons soms met eenige moeite
een1 doortogt moeten ban en , omdat lange, wilde loten en takken
van alle kanten het pad overdekken en versperren, houdt ons
nog geruimen tijd ingeslaten. Het Speulderbosch beslaat een
oppervlakte van bijna duizend bunders. Maar de zoom wordt toch
ten laatste bereikt en weer breidt zieh een rijk en heerlijk hei-
delandschap voor ons u it, met de golvende lijnen van langzaam
glooijende heuvels en de blaauwe, met bosschen gekroonde bergen
in ’t verre verschiet, waar de witte toren van Elspeet helder
tegen uitkomt. Wat meer op den voorgrond, maar toch ver in
het d a l, schemeren de houtgroepen van het oude S t a v e r d e n ,
digterbij nog die van Me e r v e l d . Een krachtig getinte gordel
van ver zieh uitstrekkende wouden, sluit achter ons de groote
vlakte af. Aan den voet van het bosch liggen eenige schamele
hutten in het woeste veld, van schrale bouwakkers omringd. ’t Is
de buurschap S p e u l d e , wier armoedige bewoners door den
arbeid in de bosschen een kommerlijk bestaan vinden, en zelfs
’t benoodigde water uit de put van Drie moeten halen. Ginds
te r regterzijde wijst een eerzame torenspits ons G a r d e r e n , en
daarnevens ligt een hoogte, waaruit een enkele jagtpaal oprijst,
scherp zieh afteekenend tegen de heldere lucht, door de omstandig-
h eid , dat zij het eenige uitstekende punt op heel de onafzienbare
heide i s , een opmerkzaamheid afdwingend, die zij zeker niet aan
haar belangrijkheid danken zou. Als de S o l s e b e r g i s deze
heuvel bekend en längs zijn helling zijn talrijke grafheuvels ver-
spreid. Enkele houten loodsen verstoren aan zijn’ voet de harmonie
van het ernstige landschap. ’t Zijn de stallen en de ambulance
van het kamp van Mi l l i n g e n , thans verlaten, maar geens-
zins verwaarloosd. Beter in overeenstemming met het geheel is
de kudde schapen daarginds. Zij behooren eigenaardig to t de
stoffering van de schilderij, en de wandelaar over de Veluwezou
ze niet gaarne missen. Toch zou ’t voor de landstreek beter zijn,
wanneer ze er niet meer werden gezien. Honderden bunders blijven
onbebouwd, om hen te voeden. De aanplant van jonge dennen
vindt in hen onbarmhartige verwoesters. Van de verderfelijke zand-
verstuivingen dragen zij voor een groot deel de schuld. Een krach-
tigen vooruitgang van de Veluwe, die nog zooveel handen werk
en zooveel monden brood zou kunnen geven, houden zij sinds
eeuwen tegen. Intusschen, zoolang zij er zijn, — en de Veluw-
sche boer verwisselt niet spoedig //een olt gebruuk voor wat
riieuws, ■— zoolang zij er zijn, vergoeden zij eenigszins de schade,
die zij toebrengen, door de eigenaardige levendigheid en schoon-
h e id , die zij aan ’t verlaten landschap bijzetten. Met de gedachte
aan veel grooter voordeel, dat zij den eigenaar aanbrengen, kunnen
wij ons niet troosten, want, naar ’t oordeel van bevoegde
landhuishoudkundigen, kost een schaap wat het opbrengt, en
ligt de voornaamste winst in zijn aandeel aan de bemesting van
den grond. Zelfs goud nu kan te duur betaald worden.
Enkele nieuw ontgonnen stukken zien w ij, terwijl onze weg
klimmend en dalend ons over de heide voert. Tegen de schapen
zijn zij door kleine dijkjes beschermd. Allengs naderen wij weer
een bewoonde streek. Roode dennestammen, witte berken blinken
in het licht der avondzon. Groote, ronde heuvels, dituiaal
geen grafterpen, maar hoopen, waarin de berkenblokken onder
een dikke laag plaggen to t houtskool worden verbrand, vertoo-
nen zieh hier en daar. Een grintweg zelfs doorsnijdt de heide.
’t Is de weg van Garderen naar het Uddelermeer. Eikenbosch-
jes, bouwland, een prächtig bloeijend boekweitveld, een veel-
belovende la an ,: verkondigen ons , dat wij een meer beschaafde
en reeds van ouds bevolkte buurschap mögen verwachten, en
weldra zetten wij dan ook den voet op het d o rre , körte gras