niet vreemd was, wien wilskracht en volharding in hooge mate
eigen moest zijn, die altijd vooruit was in ’t gevecht, en wien
het niet geraden was in zijn eer te tasten.
Tegenover Trompenburg liggen geen huizen meer aan de vaart,
en het oog overziet er onmetelijke grasvlakten, alleen door het
kerktorentje van K o r t e n h o e f afgebroken. Wij moeten nu kie-
zen, längs welken weg wij willen terugkeeren. Slaan wij buiten
de oprijlaan van Trompenburg linksom, dan kuunen wij, längs
het deftige G o o i l u s t , aan de Hilversumsche vaart uitkomen en
die volgen tot digt bij het dorp. Zoolang ’t verboden was, elders
dan bij Naarden en Bussum zanderijen aan te leggen, om daar-
door de hoogten in de nabijheid der vesting te doen verdwijnen,
bleef die vaart tot op een half uur afstand van Hilversum, tot
groote ergernis en niet gering ongerief der dorpelingen. Thans
vinden wij haar tamelijk digt aan Hilversum genaderd, en aan
haar oever zien wij de stoomspinnerij en weverij en de fraaije,
veelbezechte zanderij: h e t Go o i s o h e Gat . Beter nog zou
het zijn, als wij, een, weinig ter zijde van de vaart, door de
schoone bosschen en lanen van de goederen des Heeren C o r -
v e r Ho of t onzen weg derwaarts mogten nemen. Van de zanderij
zouden wij dan over den, om zijn heerlijk uitzigt teregt
vermaarden, B o om b e r g in weinig tijds weer aan ons punt
van uitgang terug komen.
Als wij regts houden', hebben wij to t aan de Leeuwenlaan
denzelfden weg, die ons herwaarts bragt. Dan gaan wij de brug
over en volgen de lange reeks van welvarende huizen, längs de
vaart geschaard. Linden, iepen en wilgen omzoomen den w eg ,
en over een breede wetering liggen weiden en bosschen, onder
Hilverbeek behoorende. Daar ligt ook het nette kerkgebouw,
van vriendelijke boomgroepen omringd. Het nieuwe gemeen-
tehuis staat in de rij en evenzoo het zeer aaubevelenswaar-
dige logement, waar het wa p e n van A m s t e r d am uithangt.
’s Graveland verloochent zijn betrekking op de hoofdstad n ie t,
rnaar het houdt dan ook die deftige degelijkheid in eere, die
van ouds aan den naam van „de stad” verbonden was.
Niet ver van het logement vinden wij den weg, dien wij
noodig hebben; de fraaije, donkere laan naast het p ark, waarin
het witte huis v a n S p a a n d e r s w o u d tusschen bloemperken en
opgaand hout is gelegen.
Wanneer niet het hek van We s t e r v e l d , het voormalige
N o o r d -W o l f s b e r g e n , ons het opschrift „verboden wan-
deling” te lezen gaf, dan zouden wij reeds iets vroeger door
de onde laan längs de weide, waar eens Z u i d -Wo l f s b e r g e n
p rijk te, het bosch daar in de verte kunnen bereiken. ’t Was
vroeger voor de As Gravelandsche ingezetenen en gasten een
aangename, kleine wandeling, die laan ten einde te gaan en
dan, öf over Spaanderswoud, öf door de Leeuwenlaan terug
te keeren. Thans is zij, tot veler spijt, gesloten. Het huis
van Westerveld blijft achter het hout verborgen en de plaats
zelve is te digt begroeid, dan dat ons een blik op den aanleg
zou worden vergund. Wij zouden nu die brug met haar sierlijk
gekrulde ijzeren leuningen over moeten, om iD de laan van
Spaanderswoud te komen, maar wij willen eerst het dorp nog
wat verder bezien. Het verdient die kleine moeite en dat geringe
tijdverlies wel. De huizenreeks aan onze linkerhand blijft ons
ter zijde, en wordt die nu en dan afgebroken, dan zien wij ook
aan den overkant der vaart een aaneenschakeling van womngen
en boerderijen, terwijl het aan lange lijnen uitgespannen lmnen-
goed ons van tijd tot tijd herinnert, dat ’s Graveland om zijn
bleekerijen vermaard is. Ons voetpad naast den rij weg loopt
tusschen een dubbele rij van eiken, totdat wij bij een brug over
een dwarsvaart komen, wier opgang door schoon gevormde linden
wordt overschaduwd. Zijn wij de brug over, dan vinden wij
voor ’t eerst en voor het laatst een rij huizen aan beide zijden
van den weg en voorts aan dezen kant der vaart nog maar enkele
woningen. Maar aan den anderen kant zien wij eenige nieuwe
buitenverblijven zieh spiegelen in het kalme, heldere water en