B A A R N EN S O E S T D I J K .
In welk een’ bloei en vooruitgang het druk bezochte en da-
gelijks zieh uitbreidende B a a r n zieh ook verblijden möge, het is
niettemin achteruit gegaan, — wanneer ’t althans achteruitgang
heeten moet, een stad te zijn geweest en een dorp te zijn geworden.
En welk eene vermaardheid het ook in den lande möge
verworven hebben, hoe ver welligt in het buitenland zijn naam
verbreid möge zijn, ’t laat zieh naauwelijks meer voorstellen,
dat in zijn’ twist om het bezit van een bosch tot zelfs paus en
keizer gemengd zouden worden. Tooh is zoowel het een als het
ander ’t geval geweest. Bisschop Frederik van Wevelinkhoven
gaf in den jare 1390 aan Baarn stedelijke regten, en bisschop
Sweder van Culemborg bevestigde en hernieuwde ze in 1426,
vermits de Privilegien door herhaalde branden waren verloren
gegaan. Met • Amersfoort sloten. die van Baarn in 1410 een ver-
bond van wederzijdsche bescherming en verdediging, en dat het
stedeken wakker stond op wat het voor zijn regt hield, met al
de onbuigbare koppigheid, die van ouds den Stichtschen burger
kenmerkte, dat schijnt wel te blijken uit den loop van een ge-
schil, dat de stad gedurende 30 jaren', van 1430 tot 1460, over
een bosch, genaamd „ d e V u r s e ” , met het kapittel van St. Jan