Langs het voorplein en de wildbaan loopt de grintweg, die
ons uit het dorp naar het slot b ra g t, nog een eindweegs voort,
om weldra in een’ ouden zandweg over te gaan. Als wij dien
hielden, dan zouden wij, steeds in westelijke rigting voort-
gaande, uitgestrekte overblijfsels dier bosschen aantreffen, waar-
rnede eertijds dit deel der Veluwe was bedekt. Zij worden als van
ouds gemeenschappelijk bezeten, en gebruiken, overeenkomstig
met die welke wij reeds in het Putter bosch leerden kennen,
zijn ook hier nog in zwang. Het grootste bosch is dat van Gor-
t e l , aan wiens oostelijken zoom, tegen de helling der heuvels,
de niet onaanzienlijke buurschap van dien naam is gelegen. Men
kan er de — trouwens niet zeer merkwaardige — P r i n s e n -
t a f e l en P r i n s e n k u i l gaan bezoeken, beiden de herinnering
bewarende aan prins Wi l l em I I , die, bij zijn vertoef op het
jagtslot te D i e r e n , meermalen de boerenhuizinge van zijn’ seere-
taris Co n s t a n t i j n H u y g e n s te B e e k b e r g e n met een be-
zoek vereerde en dan in deze, nog altijd wildrijke bosschen,
een zeer gewaardeerd jagtveld vond. De tafel is van zoden en
de daarbij geplaatste bank desgelijks. De k u il, waarin het maal
werd aangerigt, is een kuil, gelijk er meer op de Veluwe worden
aangeti'offen e n , evenals de anderen, door de volksoverleve-
ring als een schuilplaats van Heidens aaugewezen. Wij behoeven
dus om de wille daarvan onze wandeling niet herwaarts uit te
strekken. De bewoners van het een uur verwijderde E p e komen
er des zomers gaarne een’ langen dag onder het lommer door-
brengen, en bij zulke, ongetwijfeld hoogst aangename, buitenpar-
tijtjes, is de kuil doorgaans nog de landelijke oetzaul..'
Merkwaardiger is de kuil aan den rand van d e n V r e e -
b o s c h , of, juister misschien, in het noordelijke deel van dat
bosch, dat als d e Ba r n d t bekend is. Daar ligt de Dclbbe -
G e l l e . Ongeveer honderd el lang, vijftig breed, vier of vijf
diep, strekt hij zieh uit van het N. naar h e t-Z. Aan het N.
einde is een kleine waterkom; -in dö Z. helling een vierkante
ruimte met een zodenbank. De rand van fijne dennen, die ’t
geheel omringt, is van jonge dagteekening, evenals de den, die
uit de bank oprijst. Maar de plaats zelve moet reeds in over-
oude tijden van beteekenis zijn geweest. Jaarlijks vergaderen
er de maalmannen onder voorzitting van den holtrigter, om de
belangen te behandelen van het bosch, dat ten deele uit op-
gaand geboomte, maar grootendeels uit akkermaalshout bestaat.
„Onder den gewijden boom beraadslaagt men en maakt er wets-
bepalingen, die met een „dobbe” worden bekrachtigd, dat is:
men drukt den duim tegen den stam van den geheiligden boom
en dat is als een zegel gezet op het genomen besluit.” Aldus
schetst onze H o f d i j k 1 een Meispraak der geerfden voor meer
dan duizend jaar. Anderen verklären „dobbe” voor hetzelfde als
„kuil, waarin water staat.” 4 Met het raadselachtige „gelle” schijnt
niemand regt weg te weten. Wordt de naam van d e n Vr e ebos ch
met regt van de godin F r e i j a afgeleid, dan zouden wij hier
vermoedelijk wel eene overoude offerplaats mögen zoeken.
De Vreebosch ligt anderhalf uur van Vaassen en ons dus
welligt wat. ver van den weg, zoodat wij, na ons bezoek aan
d e n K a n n e n b u r g , den terugtogt aanvaarden. Laat ons dat
intusschen niet d oen, zonder de singels van het kasteel te beb-
ben rondgewandeld en het oude gebouw aan alle zijden te
hebben bezien. Bouwkundige versierselen vinden wij noch aan
de zijgevels, noch aan den achtergevel, maar ernstig en statig
ligt het met zijn donkere m uren, die het hooge leijen dak dra-
g e n , in de breede gracht. Vooral aan de achterzijde maakt het
nog een indrukwekkende vertooning tusschen enkele tot dus-
ver gespaarde eiken van merkwaardige hoogte en reusachtigen
omvang, wier knoestige takken tot in het water neerhangen, en
al steken de schrale, jonge sprieten, op den buitensingel geplant,
daar treurig tegen af, al voelen wij ons weemoedig gestemd
1 O n s v o o r g e s l a c h t , deel II, blz. 34.
2 Geld. Vo lk s a lma n a k , 1854. Voorberigt.
IV.