Ons bezoek aan den ouden G o d sw a a r d op de M a a s ,
aan het belangrijk en bloeijend Roermond, spoedt ten einde.
Wij doorkruisen nog eens de straten der s ta d , die naar het spoor-
wegstation leiden. Wij verzuimen n iet, het Munsterplein over te
g a a n , om een’ laatsten blik te werpen op Roermonds prächtigen
tempel. ’t Is in onzen weg en ’t loont dubbel de geringe moeite,
om even aan te kloppen aan het huis, waat een merkwaardig
kunstenaar woont en een kunstwerk, eenig in zijn soort, is te
zien. Wij moeten daartoe echter niet al te gehaast zijn, want
het monument van onuitputtelijk geduld, met fijnen smaak en won-
derbare kunstvaardigheid vereenigd, dat wij voor ons afscheid
wenschen te leeren kennen, vereischt en verdient meer dan een’
vlugtigen blik. De heer d e L e e uw is sinds jaren bezig met een
snijwerk in h o u t, van bijna ongeloofelijke fijnheid en uitvoerig-
heid. ’t Is het portret onzer diep betreurde koningin, gevat in
een lijst, met beeldjes en bloemen rijk en kunstig versierd. Het
afbeeldsel is uitstekend van gelijkenis en al de sieraden, de
kroon met haar paarlen, het kantwerk, de vorstelijke kleinoodien,
zijn voortreffelijk van uitvoering. Datzelfde geldt ook van de
fraai gevormde godinnen- en engelenfiguurtjes in den rand, on-
berispelijk van teekening en bewerking, van de smaakvol ge-
schikte guirlandes van lelien en rozen, van al het overvloedige
bijwerk, rijk zonder overlading, uitvoerig tot in de kleinste bij-
zonderheden, zonder kleingeestigheid. Tot de aardigheden, won-
deren van geduld en bekwaamheid echter ook, behooren de beide
uiterst kleine portretten van den koning en van de koningin op
de armbanden van een paar beeldjes bij het koninklijk wapen, en
het portret des kunstenaars op dien der bevallige rozenstrooijende
Flora. Daartoe behooren, zoo mogelijk nog meer, de microsco-
pische bijen en vliegjes, hier en daar op de bloemen rustend.
En als men nu weet, dat het geheele stuk niet grooter is dan
omstreeks twintig centimeter, dan kan men zieh eenige voor-
stelling vormen van de kunst, aan dit wondervolle werk besteed.
De vorstelijke vrouw, voor wie het bestemd was, heeft het niet
voltooid mögen zien. Zal het ons verwonderen, dat de kunstenaar
van den arbeid zijner handen en zijns harten niet scheiden
kon?
Ons roept de spoorwegbel tot heengaan. Onze hulde en onze
dank aan den meester, een laatste groet aan de schoone Munster-
k e rk , en ons hartelijk vaarwel aan de goede, o u d e , vrolijke stad
Roermond.
A A N T E E K E N I H a - B I .
Vergelijk voor bijzonderheden betreffende de onde geschiedenis der land-
streek, in dentekst vermeld, Sloe t : Oo rkondenbo ek, N°. 256, 302,410,
438, en den inventaris van de arehieven van bet Kwa r t i e r en van de
Stad. — Over het praalgraf van Gerardus III en de andere grafsteden
in de Munsterkerk verseheen onlangs eene monografie van den heer C h. C r e e-
me r s , rector dier kerk, met afbeelding. Op diens gezag berust ook de
opgave ,. bl. 82, dat de kerk in 1220 is gewijd, in afwijking van het gewone
gevoelen, dat daarvoor het jaar 1224 stelt. — Over de belangrijkheid van
het gebojiw zijn de stnkken te raadplegen, tijdens het opkomen van de
restauratieplannen nitgegeven, en over die plannen zelven vooralE. Vi o l l e t
Le Dn c , Rappo r t snr l e s t r a v a u x à ent r ep r end r e pour l a r e s t
aur a t ion de 1’ Eg l i s e de Ro e rmon d, 1864. Havard levert in de E rent
i è r e s mena c é e s een goede beschrijving van de kerk. De gewraakte kapi-
teeltjes zullen niet lang meer de weinigen ergeren, die ze in hun tamelijk
verborgen hoekenkunnen vinden. De Verdiensten der jonkheeren van Elodorf om-
trent het inwendig onderhoud der kerk worden vermeld door v a n de r A a ,
Geogra f i sc h woordenboek, i. v. Roermond. Witkamp geeft in zijne
Ge s ch i edeni s de r 17 JSTederlanden, Deel I I , blz. 420 en 421, afbeel-
dingen van het uit- en inwendige van het te weinig bekende, merkwaardige ge- o ' • • O 7 O O
sticht. — Dezelfde geeft , II blz. 561, een afbeelding van het kasteel van H or n
en I blz. 28, 29, en 32, van den toren te He r t en, den bürgt te Merum, en
den D r u s u s .b e r g , waaromtrent ook zÿn Aa rdr i jksk un di g Wo o r d e n boek
te raadplegen is. De sehrijver der No t i c e sur q u e lq u e s d é c o u v
e r t e s d’ a n t iq u i t é s dans l e duch é de L. (J. Habets) handelt ook
daarover (Publ. II, blz. 239, 240). Deze geleerde plaatst Med e r ia cum te
M e 1 i c k , en houdt H e r t r a , in 963 eene bezitting van de hertogin Gerberga,
door haar, met het paleis te Meersen, aan de abdij van St. Denis te Rheims
geschonken, voor ons He r t en , terwijl Van don Be rgh Mid de l -Ne -