T W E E M E R KW A A R D I G E K A S T E E L E N .
HELMOND EN CROY.
Wij hebben tot nog toe geen bezoek gebragt aan de provin-
c ie , die officieel de eerste onder de provincien van N e d e r l a n d
wordt gesteld, als ware ’t , om haar ' te troosten van wege de
nederige plaats, waarmede zij zieh in h e t g e m e e n e b e s t
d e r V e r e e n i g d e N e d e r l a n d e n had te vergenoegen. Wan-
neer onze voeten den bodem van N o o r d - B r a b a n t nog niet
betraden, was het d a n , omdat wij afgeschrikt werden door de
oude beschrijving, als „een land, inet wouden en moerassen
opgevuld, wier woeste inwoners bijna. geen’ omgang met andere
gewesten houden en in verspreide dorpen wonenP” Wij zouden
dan aan het land — en veelmeer nog aan het v o lk , -Ä onregt
doen. Zeker is Brabant geenszins de vruchtbaarste noch de
schoonste provincie van ons vaderland. Behalve de uitgestrekte
P e e l , de woeste, moerassige stre ek , die het met Limburg d e e lt,
zijn er nog läge broekgronden genoeg, die voor den wandelaar
weinig uitlokkends aanbieden, en menig groote, dorre heide
herinnert nog aan de dagen, toen er niet veel anders dan arme
stroopers en gevaarlijke roovers huisden. Wouden zouden ons
welligt meer aantrekken dan afschrikken; gaarne zoeken wij de
plegtige stilte der bosschen en dolen wij tusschen de krachtig
IV. 4