d e r la n ds che Geo gr., biz. 212, jj als Er t r em verklaart. Men ziet dat
aan beide zijden namen van gezag staan. J. Wo l t e r s , door Habets
aangebaald, geeft in zijn No t i c e s sur que lque s débr i s de c ons t ruc t
i o n s r oma ine s dans l a commune de He r t en (Gand 1849) eenige
maten op. Elke zijde van den toren van Mernm is 14.50 meters breed, de
mnren 8.65 dik — de tnmulus 7.50 hoog, ongeveer 150 in omtrek. Het
Romeinsche gedeelte van den tören te Herten 4.94 breed, 10.8 hoog. De
klok is in 1457 door Ca e tmans gemaakt (Publ. Y, 828). Ten jare 1222
was er reeds een kerk. Toen ontving de abdis van bet Munsterstift de collatie.
Het onde hnisje in de Neerstraat (bl. 99) is waarschijnlijk nit bet begin
der 16e eenw, en dns nog vôôr den eersten grooten brand.
Bijzonderheden omtrent bet bisdom Roermond zijn door Habets uitge-
geven. De fabrieknijverbeid en bandel is nit de provinciale verslagen te kennen.
0 ok Havard beschrijft en roemt bet fraaije knnstwerk des beeren de
Leenw.
Bij onze wandeling door Roermond kon de rijke verzameling van booken,
bandscbriften, charters en oudheden van wijlen den notaris Guillon niet
meer door ons bezocbt worden, als na den dood des bezitters verkocht en
verspreid. Maar in de aanteekeningen worde die altbans met een enkel
woord vermeld.
IN DEN O M T R E K VAN A RNH EM.
MARIËNDAAL — LICHT ENBEEK — WARNSBORN — BAKEHBEBG.
,>De fulpen rand van ’t vale kleed” behoort zeer zeker tot die
gedeelten• des land, waarvan bet moeijelijk is iets nieuws te
zeggen. Wie kent den heerlijken Ye l uwe z o om niet? Wie heeft
niet genoten van de frissche, zuivere lucht, die over zijn heuvels
wäait? Wie adernde niet den versterbenden geur zijner dennen-
bosschen in ; wie dronk niet de levenskracht en de levenslust
met volle teugen onder het koele looverdak zijner beuken- en
eiken wouden? Wiens oog mögt de golvende lijnen zijner hoogten,
de klimmende en dalende bouwakkers, de digte en donkere
boschpartijen längs de hellingen, den kronkelenden Rijn in de
diepte, niet volgen? Wie zag niet de heldere beekjes door de
dalen en onder de overhangende takken over hun bedding van
kiezel stroomen en hoorde het plassen der fonteinen, het mür-
melen der watervallen, bij het suizen van den wind door de
bladerkruinen, niet? Wie heeft zijn statige landgoederen, zijn
vrolijke villa’s, zijn bloeijende dorpen niet met bewonderend wel-
gevallen aanschouwd? Wie is in Arnhems omtrek ten eenemale
een vreemdeling? Daar uw gids te zijn, heeft een eigenaardig
IV. r