behoud aan de bloeijende en belangrijke Hilversumsche nijver-
heid de hulde kan worden gebragt, die haar toekomt.
Als het middelpunt van het dorp noemden wij reeds d e n
K e r k b r i n k , waarop de voornaamste straten nitkomen. Daar,
onder de lin d en , is het drukste verkeer van wandelaars in hun
zomertoiletten, en van rijtuigen van allerlei aard, waaronder wij
vrij wat sierlijke en kostbare equipages opmerken. Wij zien er
ook een meer dan gewoon aantal ezels. Hilversum is het land
der ezels H l of ’t jnist het paradijs der ezels i s , laat zieh be-
twijfelen. Niet altijd hebben de geduldige langooren, ten behoeve
der jeugdige loges voor wagentjes gespannen of met rijzadels
beladen, te roemen op den overgrooten ta c t, waarmede zij door.
hun bestuurders worden behandeld. Maar dit is niet uitsluitend
Hilversumsch. Wel eigenaardig zijn er de ezels, met blinkende,
koperen melkkannen bevracht, die op gezette tijden voorbij körnen.
Zij. gaan naar het land, om de melk te haleh, of komen
met de volle kannen terug. Zij behooren bij het Hilversumsche
dorpsgezigt, gelijk het karakter der landstreek hun hulp onont-
beerlijk maakt. De melkster heeft vaak een’ langen weg af te
leggen, eer zij aan de weide is gekomen, want aan weiden is
het Gooiland arm, en van groote waarde is het lastdier, dat tot
het dragen van aanmerkelijke vrachten längs de zandwegen ge-
schikt is en van het niet. overvloedige veevoeder geen ruim deel
voor zieh eischt. Om zijn weThige behoeften wordt hij bovendien
door marskramers, dorpsboden en dergelijke reizende en trek-
kende personen gaarne als trekdier voor de kar gebruikt, maar
in den laatsten tijd wordt hem door den nog minder eischen-
den, althans nog minder ontvangenden, hond een concurrentie
aangedaan, waarin hij zieh vermoedelijk gewillig schikt.
En nu hebben wij vooreerst van Hilversum genoeg gezien
en lang genoeg den stroom der beweging onder de linden voor
het hotel gadegeslagen, om tot een’ verderen togt ons op te
maken. Waar heen? Natuurlijk naar ’sG r a v e l a n d . Dat doet
ieder bezoeker, en al is ’t niet altijd raadzaam, het vastgestelde
toeristen-gebruik te volgen, hier is geen reden, om anders te
doen dan iedereen. Het ’s G r a v e l a n d s c h e e i n d , dat onmid-
dellijk bij den Brink begint , ziet er aanlokkend genoeg uit en
de weg naar ’s Graveland, evenals de omtrek van dat d o rp , ge-
niet een welverdiende vermaardheid. Daar vinden wij de oudste
en de schoonste buitenplaatsen en ter zijde van den weg er heen
ligt de welbekende T r o m p e n b e r g , van wiens top wij een der
beroemde Gooische vergezigten kunnen genieten, en aan wiens
voet sedert een paar jaren een inrigting voor herstellende kranken
is gevestigd. Reden genoeg, om ons aan de algemeene ge-
woonte te houden en met ’s G r a v e l a n d te beginnen, zonder
evenwel ons uitsluitend daarbij te bepalen, äangezien wij meer
dan een’ dag beschikbaar hebben.
Het ’s G r a v e l a n d s o h e e i n d is aanvankelijk de gewone
dorpsstraat, met goede burgerhuizen en winkels en enkele op-
trekjes, met t.uinen er om heen en bloemperken voor de deur.
Maar al spoedig opent zieh de breede, heerlijke laan, wier glooijende
kanten met gras — in den zomer wel wat dor! — zijn begroeid
en met prächtige, hoögopgesnoeide iepen zijn bezet. Als een reus-
achtig gewelf strekken de forsche, sierlijk gebogen takken zieh
over den straatweg u i t , en achter de rijzige stammen schakelt zieh
aan weerskanten een reeks van hoog gelegen buitenverblijven,
die alles vereenigen, wat afwisselende bouwstijl, groote, heldere
spiegelruiten, rijk begroeide veranda’s , smaakvol aangelegde parken,
veelsoortig opgaand hout en heestergewas, overvloed van
bloemen, aanlokkends en bekoorlijks geven kunnen, terwijl hier
en daar meer open plekken, zoowel van den weg als uit de villa’s
, de schoonste landgezigten opleveren op de golvende heu-
vels, met boekweit en koren bedekt en van donkere bosschen
omzoomd. Jammer, dat meer dan een doode boom den niet al