meeste nieuwe zaken, die jaar op jaar in Arnberas otntrek vallen
op le merken, maar toch gelukkig niet zooveel schade aanbrengt,
als wel gevreesd werd. ’t Is de spoorwegdijk voor de lijn naar
Nijmegen, die straks bij R o s a n d e de rivier overgaat en , dwars
door de rijke Betuwe heen, de twee belangrijkste Geldersche
steden verbindt. Van het p u n t, waar een kleine bank onderhooge
boomen terzijde van den straatweg het heerlijk uitzigt, dat wij
straks reeds genoten, eenigszins gewijzigd nogmaals aanbiedt,
kunnen wij de ijzeren overspanning zien, op sterke pijlers rüstende.
Het uitzigt boeit ons meer nog dan debrug, al miskennen
wij haar belang voor het druk verkeer tusschen Arnhem en
Nijmegen niet. Welligt is ’t nog fraaijer en rijker, dan even
buiten de stad. Wij zijn meer in het midden van de bo g t, door
den Rijn gemaakt; de beide helften van den halven boog, die
haar omvangt, treden kloeker vooruit, en de heuvels, met villa’s
bezaaid, wier lichtgekleurde gevels blinken tusschen het don-
kere groen, vertoonen zieh levendiger en rijker gestoffeerd, terwijl
de voorgrond met zijn digt gewas van boomen en struiken, waar-
tusschen paden zieh verliezen, de schoonheid van ’t geheel nog
aanmerkelijk verhoogt.
Vrolijke villa’s met veelkleurige bloemperken, tegen de hoogten
aangelegd, worden afgewisseld door geel en groen geschakeerde
bouwvelden, rijzend en dalend met den golvenden grond en van
landwegen doorsneden, terwijl de straatweg door een meer open
terrein loopt, om straks weer te leiden längs het eikenbosch
van ’t eerwaardig H u l k e s t e i n . Het witte huis, zoo krachtig
en helder blinkend tegen het donkere groen, daar beneden aan
den voet der heuvels aan den oever van den Rijn gelegen, heeft
reeds vele jaren lang aller oog tot zieh getrokken. Uit Arnhem
was het al te zien; steeds blonk het van >verre, voor wie „on-
derlangs” gingeh. En toen er van al de heerlijkheid, die thans
de bloeijende stad omringt, nog niets was te vinden-; toen nog
weinig anders dan dorre velden zieh tot onder haar wallen uit-
strekten; toen er nog geen spoorwegen en stoombooten waren
niet alleen, maar toen er nog in de verste verte aan geen
straatwegen werd gedacht, toen het hertogdom Gelder 110g als
een afzonderlijk gebied bestond en Hollanders of Stichters er
nog naauwelijks anders kwamen, dan om te vechten en te stroopen,
toen werd H u l k e s t e i n door den wakkeren en onrustigen
hertog Karel gebouwd. Men zegt, dat het den naam ontving naar
een hulk, den hertog toebehoorende, die hier in 1537 moest
worden gesloopt. ’t Was een versterkt huis, met wallen en
grachten, en de vorstelijke stichter vertoefde er meermalen. Ook
plaatste hij er een kapittel van kanunniken, maar niet lang na
zijn’ dood werd de plaats door de geestelijke Heeren verlaten en
door des hertogs schuldenaars zoo goed als gesloopt. Philips van
lalaing, graaf van Hoogstraten, de stadhouder van Gelderland,
ontving het goed in 1555 van keizer Karel in leen. Later be-
hoorde ’t aan graaf Willem van den Berg, Prins Willem’s zwager,
en werd het door diens zoon ten behoeve zijner schuldeischers
verkocht. Sinds 1666 is het reeds het eigendom der familie
Brantsen, en voor eenige jaren verkreeg Het een treurige ver-
maardheid, toen de eigenaresse, de douairière Brantsen, met een
groot aantal harer gasten er in den Rijn den dood vond. ’t Was
bij den eersten togt der stoomboot op Arnhem, toen ook de
gasten van Hulkestein, in feestelijken dosch en feestelijke stemming
, met een bootje aan boord gebragt zouden worden. Maar
de 110g onbedreven bemanning kwarn onder den golfslag der
räderen, het overladen vaartuigje schepte water en sloeg om, en
het verschrikkelijk ongeval wierp een sombere schaduw over den
aanvang der nieuwe, veelbelovende onderneming.
Naast het bosch van Hulkestein leidt een zijweg naar 0 os t
e r be ek, door de buurschap K l i n g e l b e e k , die reeds van
het jaar 1359 dagteekent, toen zij door de verdeeling van de
Lopenmark ontstond. Jaren lang was Klingelbeek als een fraai
landgoed bekend, dat voortdurend door ontginning van woeste
heidegronden verbeterd w erd , maar thans is zijn luister groo-
tendeels verdwenen. Oosterbeek is nog vrij wat ouder. Reeds in
834 wordt zijn naam genoemd en in 1027 werd er een keizers-
kind geboren, dat als Hendrik I II het Duitsche rijk héeft bestuurd,
4