erfgoed zoo vaak uit boscligroud en heetveld bestond’, en wij
kunnen ons zeer goed voorstellen, dat zelfs eenige honderde
bunders op de d o rre , woeste Veluwe nog maar een zeer schrale
bezitting uitmaakten. Yooral in de. twee laatste eeuwen, maar
verreweg het meest in onze eeuw, werd de Yeluwezoom gemaakt
tot het lustoord, dat de bewondering opwekt van landgenoot en
vreemde, — van die vreemden althans, die zieh niet bepalen tot
het doorvliegen van het land. En ’t is de betrekkelijk geringe
waarde van den grond, die zoovele bunders voor bosch en plant-
soen doet bestemmen en die, tot groote vreugde van velen,
zoo menig heerlijk goed voor ondergang bewaart. Toch zullen
wij ook op dezen onzen togt den invloed der sloopingswoede
moeten aanschouweu.
Van ’t station körnende, zoeken wij den Utrechtschen straatweg
op, die over den zoom der heuvelen loopt, aanvankelijk digt bij
de rivier, maar om weldra door uitgestrekte uiterwaarden of zacht
afhellende glooijingen er van gescheiden te worden en eerst bij
Renkum den oever weer te naderen. Want de Rijn maakt even
voorbij Arnhem een groote b o g t, en daaraan dankt het begin van
den Utrechtschen straatweg een niet geringe bekoorlijkheid. Wel
heeft de grootvorst van Europa’s stroomen zijn’ waterschat ver-
deeld en behield hij voor het deel van zijn gesplitst gebied, dat
zijn’ ' naam. bleef dragen, minder majesteit en kracht, dan voor
het deel, dat zijn’ vermaarden naam verloochende en als d e
Wa a l längs de mededingende heuvels der aloude keizersstad
v lie t,'— wel is d e b re e d te der rivier hier van geen groote be-
teekenis en laat haar geringe diepte gehn aanzienlijke scheepvaart
to e , zoodat zij in beide opzigten verreweg door d e Wa a l wordt
overtroffen. Maar de.wijze, waarop zij zieh längs den voet der
lioogten en längs de vlakke velden der Betuwe aan den overkant
slingert, geeft een’ overvloed van verrassende uitzigten op haar’
blinkenden spiegel, tot waar in de verte de boschrijke hoogten
van d e n D u n o steil en regt tot haar nederrlalen. Reeds terstond
als wij dö U t r e c h t. s c h e s t r a a t achter ons hebben, een der
vele vonkelnieuwe straten van Gelderlands bloeijende hoofdstad,
opent zieh voor ons een dier prächtige landschappen, die ’t een
iegelijk gemakkelijk doen begrijpen, waarom jaar op jaar zoo-
veel nieuwe huizen en straten noodig zijn.
Arnhem heeft boven vele, overigens ook aan schoone om-
streken rijke steden van ons vaderland voor, dat onmiddellijk
buiten den kring zijner gebouwen, natuur en kunst zieh veree-
nigen tot het vormen van de meest afwisselende en bekoorlijke
tafereelen. Zie hie r.eens de met hontgewas begroeide helling,
steil naar beneden dalend .en den stroom daar onder aan onzen
voet:' vöor ons de Betuwe, als in haar gansche uitgestrektheid,
tot waar van verre do Nijmeegsche bergen blaauwen, — regts de
bosscheu op de hoogten, zieh buigend längs de bogt der riv ie r,
uitloopend in de steilten van den Duno en de Hunenschans|g-rt
links de stad met haar torens en haar schipbrug, en als wij ons
omwenden, de glooijende hellingen längs den weg, met boomen
en villa’s en bloemen en het groote hotel B e l l e v u e , dat waar-
lijk zijn’ naam wel mag dragen. Wij hebben ook keus, hoe wij
verder willen gaan. Wij kunnen den straatweg houden en dan
gaan wij „bovenover” . Wij kunnen ook afdalen en dan gaan wij
wonderlangs’V -f- ,/Bovenover en onderlangs” behoort tot de wel-
bekende, veelgeliefde kleine wandelingen van inwoner en vreem-
deling — den eenen weg h e e n , den anderen terug. Beneden
vindt men de laan längs de rivier en boschjes en slingerpaden,
frischheid en lommer, geheimzinnige schuilhoekjes, verrassende
steilten; boven, de ruime uitzigten en de vrolijke zomerverblijven.
Wij houden ,/bovenover” , en wij komen de groote Societeit
voorbij, met haar’ tu in , Wiens ligging zoowel de vergezigten van
den heuvelrand, als de koele schaduw van de begroeide helling
vereenigt. Uit de fraaije beukenlaan, onder wier statig gewelf en
tusschen wier ldoeke stammen de weg eenigen tijd voortloopt,
zien wij in . de golvende vlakte nevens ons iets nieuws, dat vrij
wat minder tot de versiering van het oord bijdraagt, dan de