bange tijd voor het thans omwalde stedeken, dat pas vier jaar
vroeger een groot deel zijner huizen door een’ feilen brand had
zien verwoesten. De geduchte Maarten van Rossem stroopte in
den omtrek. Rondom Eindhoven was alles geplunderd en verdelgd,
e n , gelijk een kroniekje van het St. Agneten-kMoster te Maas-
eijck verhaalt: „doen heeft de Heer van Helmontr in groeten anxt
geweest ende hadde niet anders gedacht, dan dat sy oech tot
hoen koemen solden. Daerom soe gingen die van Helmont ende
verborden ons cloester, dat in die Haech licht.” Met de verbran-
ding en opofiering van dit vrouwenklooster, digt onder de muren
van het kasteel, was den gevreesden Geldersman een vast punt
om zieh te nestelen, ontnomen en hij durfde zijn krachten niet
meten met die van den vasten bürgt. Zoo kwam de Heer van
Helmont en zijn stad met „den anxt” vrij. Maar de laatstejaren
dier eeuw en de eersten der volgende bragten voor Helmond een
ruim deel van oorlogsrampen en lotwisselingen. Staatsche troepen
hadden het bezet en Parma hernam het voor d en k o n in g in 1579.
’t Ging in Januarij 1583 weer aan de Staten over, om niet lang
daarna wederom op de Spaansche zijde te worden gebragt. De
Junijmaand van het jaar 1587 bragt een’ nieuwen aanval op de
ongelukkige stad. De kroniek van het klooster Ma r i a W ijn -
g a a r d , te W e e rt, verhaalt er van in de naive taal van dien tijd ,
hoe de Geuzen met al hun grof geschut naar Helmond tro k k en ,
waar de burgers zieh zoo kloek verweerden, dat zij groote vic-
torie hadden en de Geuzen, verbitterd over hun groot verlies,
zoo boos waren, dat zij de stad in brand schoten, „want tlelmont
had het meeste stroije dak.” Veel koren, voor den Bosch bestemd,
ging daarmede verloren. Inmiddels hield de neef des Heeren van
Helmond het slot bezet, met bevel, het niet over te geven. Er
waren tal van vlugtelingen op het h u is : priesters en geestelijken,
de abdissen der naburige kloosters B i n d e r e n en P l o o i j d o n k ,
de nonnen van Z o e t e r b e e k en 150 Soldaten, uit Eindhoven
gevlugt. Ook was er „het H. Sacrament van mirakel van Stippent”
—• de in den brand der kerk van Stiphout wonderdadig geredde
hostie — „dat hebben sy verheven en hun aan God opgedragen.”
Toen togen zij ten strijde en sloegen den vijand zoo veel volk af,
„dat zij hun dooden in het vuur smeten, of in wijnvaten met
zieh voerden, opdat niemand zou w e ten , hoeveel zij verloren
hadden.” Het volgende ja ar nam Hohenlohe de stad stormender-
hand in en alle huizen, — behalve e e n , benevens de kerk en ’t
kasteel, ■— werden door de vlammen verteerd. Nog eenmaal ver-
wisselde Helmond van meester. Heer Charles van Cortenbach
had pas een jaar de stad na zijns vaders dood in eigendom ge-
h a d , toen een bende muitende Ie re n , in Spaansche d ien st, haar
in 1597 veroverden en er deerlijk huis hielden. Eindelijk nam
prins Maurits stad en kasteel in 1602 en sedert bleef Helmond
Staatsch. ’t Waren bange jaren geweest, maar onder al die stormen
was het sterke slot ongedeerd gebleven, en een tijd van ongestoorde
rust brak aan, nadat het trouw en wakker zijn pligt hadgedaan.
Bij gebrek aan onderhoud geraakte ’t in de eerste helft der vorige
eeuw deerlijk in verval, maar bij tijds werd toch herstelling aan-
gebragt en , van den luister van eerwaarden ouderdom en roem-
rijke herinneringen omstraald, rijst het nog sterk en kloek uit
zijn breede grachten op.
Vroeger binnen de stadswallen ingoslot e n , grenst het uitge-
strekte slotterrein nog onmiddellijk aan de stad, en de hoofdtoe-
gang is door eene poort, die vlak bij de brug over de Zuid-
Willemsvaart aan de straat ligt. Zijn wij die poort doorgegaan,
dan leidt een fraaije laan van platanen door het uitstekend on-
derhouden park naar het kasteel. Een rij van statige linden prijkt
längs de vaart, wier k a lm e , heldere Spiegel tusschen de forsche,
door een’ krans van weelderig groen omringde stammen schit-
te rt, en groote grasperken, met allerlei geboomte versierd, brei-
den zieh aan de andere zijde der oprijlaan uit. Voor botanici is
een hoogst zeldzame boom opmerkelijk, wiens naam tot nog
toe niet bepaald schijnt te kunnen worden. De buitengracht, die
vroeger het slot omringde, en de ophaalbrug daarover zijn ver-
dwenen, even als de ringmuur, die op den singel tusschen de
beide grachten was opgetrokken. Alleen de twee vierkante toren-
vormige gebouwtjes, thans met spitse leijen kappen gedekt en