nieuws te zien geeft en waardoor ieder kasteel zijn eigen karak-
te r draagt.
He l m ' o n d en Cr o y zijn twee fraaije en belangrijke proeven
van deze verscheidenheid bij overeenstemming. Zij hebben eenige
punten van overeenkomst, maar wat verschil in uitwendig voor-
komen en inwendige inrigting, in ligging en omgeving! Over
beider verweerde kruin gingen reeds meer dan vier eeuwen
heen, maar beiden staan nog vast en sterk in hun zware muren;
beiden zijn uitstekend onderhouden, goed bewoonbaar en bewoond.
En wanneer ik u uitnoodig, te r afwisseling, een bezoek aan deze
beide merkwaardige en welbewaarde overblijfselen uit vroeger
eenwen te brengen, dan hoop ik , dat gij u een’ voorjaarstogt
naar Noord-Brabant niet al te zeer zult beklagen.
Noord-Brabant is de grootste onzer provincien; wat haar be-
volkingscijfer betreft, bekleedt zij de derde plaats; gerekend
naar de digtheid der bevolking, is zij de achtste in rang. De
bodem bestaat voor verreweg het grootste gedeelte uit zand, en
wij bereiden ons dus er op voor, dat wij vrij wat onbewoonde
of schaarsoh bevolkte streken zullen ontmoeteh en niet weinig
onbebouwde en onvruchtbare velden zullen aantreffen, Dat ver-
moeden zal ook niet gansch onjuist blijken terwijl wij een goed
deel van Noord-Brabant met den spoortrein door snellen. Wanneer
wij de prächtige spoorwegbrug over het H o 11 a n d s c h D i e p
achter-, ons hebben, blijven wij verre van de vette gronden aan
den oever der Maas en als wij de oude baronie van B r e d a
hebben verlaten, dan doorsnijden wij de landstreek, voor eeuwen
bewoond door de Toxandriers, in wier naam men niet zonder
waarschijnlijkheid een latijnsche verbastering van d e H o o g z a n d
e r s meent te vinden. Toch hebben de woeste gronden längs
den weg niet meer de overhand. Wel ontbreken er niet geheel
de witte zandheuvels, uitblinkend tusschen het donkerbruine hei-
dekruid, dat in den gloed der avondzon als een purperen mantel
hun naaktheid tracht te bedekken; wel strekken hier en daar
nog onafzienbare velden zieh u it, waar naauwelijks een schrale
berk of armelijke den op groeit, maar alom is toch de ontgin-
ning in vollen gang. Sparrebosschen veroveren allengs meer van
den dorren heidegrond. Akkers met haver en rogge beteeld,
weiden en hooilanden, getuigen van den voortdurenden arbeid
der menschen. Lanen van populieren en canadasche wilgen door-
kruisen het landschap. E n , wij vergeten het n ie t, de spoorbaan
is in den regel niet door de meest bevolkte en best bebouwde
gedeelten aangelegd. Betraden wij de groote wegen en kwamen
wij de welvarende dorpen door, wier torenspitsen wij maar van
verre zien uitsteken boven het hout, wij zouden nog vrij wat
meer den indruk ontvangen , dat de eertijds zeer ongunstige ver-
houding tusschen woeste en bebouwde gronden, sedert eenige
jaren aanmerkelijk verbeterd is. Trouwens, 'eerst in deze eeuw
werden de omstandigheden voor de ontwikkeling voor dit deel
van Brabant günstiger. S t a a t s - B r a b a n t had sinds den Mun-
sterschen vrede de voor de veiligheid der Republiek onmisbare,
maar voor de welvaart van het gewest’ zelf hoogst schadelijke
bestemming, om h e t G em e e n e b e s t d e r V e r e e n i g d e Ne-
d e r l a n d e n tegen altijd dreigende vijanden uit het Zuiden te
dekken. Het werd n ie t, als de andere gewesten, beschouwd als
een souvereine staat, die vrijwillig deel aan het bondgenootschap
had, maar als een veroverde landstreek, die onder het bes'tuur
der Z e v e n P r o v i n c i e n stond. Inderdaad waren dan ook zijn
steden en sterkten gewonnen met het zwaard, en niet van volks-
keus of Sympathien, maar alleen van het toevallig bezit door
een der oorlogvoerende partijen hing het af, welk deel van het
aloude hertogdom na den vrede aan de S p a n n s e i l e of aan de
No o r d e l i j k e N e d e r l a n d e n zou behooren. Kwam het minst
welvarende gedeelte aan de Republiek-, zijn eigenaardige ligging
bestemde het tot de kampplaats, die de lasten des oorlogs het
eerst en het meest moest dragen, en de Staatkunde verbood, er
mede te werken tot het vermeerderen van hulpbronnen, die den
vijand ten goede konden komen, terwijl de ingezetenen weinig