»belen” (r. 17 v. o.)'voor be l e ening staat. De ü (r. 15 v. o.) gelieve hij
te veränderen in n.
Dat men wel eens aardige bijzonderheden vindt, waar men ze niet zou
zoeken, bleek mij bij ’t ontvangen van den jaargang 1879 der Doopsg e -
z inde Bi jd rag en , waarin een uittreksel is opgenomen uit een reisverhaal
van vier Doopsgezinden in 1699. Zij waren op bet Loo gekomen, badden
daar met verbazing de prächtige tuinen en »schier ontelbare” fonteinen ge-
zien, (waarvan eene meer dan 40 voet hoog sprong). Koning Wi l l em badden
zij met den regerenden bertog v a n Cel l e in de paardenstallen zien • wandelen
en later op de plaats achter bet hnis, waar een arme vrotiw hem een
verzoekscbrift aanbood, dat bij beleefdelijk aannam. Zij badden voortsvergnnning
ontvangen, bem aan den maaltijd, te midden van zijn hof, gade te slaan,
waarbij bij zeer vrolijk en cordiaal scbeen te zijn en ook van ben gesproken
bad. Later was bij nitgereden ter jagt »zittende op een kleinacbtig grijs
paard, bebbende een langen snaphaan in de band, de loop daarvan blaauw
geverwd.” Z. M. bad bnn op de jagt in ’t voorbijrijden eenige woorden
toegesproken — »een groote eer” volgens een’ der Heeren, die bem volgde,
(de graaf v a n Po r t land waarschijnlijk). De steiler van ’t verbaal bescbrijft
den koning als een’ man van middelbare lengte, smal en teeder vanlicbaam,
brninacbtig van aangezigt, welgemaakt van oogen, de nens wat langacbtig
en in ’t midden wat verbeven, doch niet zoo lang, als somtijds gescbilderd
wordt, de tanden in den mond een weinig bruin, ook niet al te digt zamen-
gevoegd, smalacbtig van wangen. Hij droeg een’ brninen, lakenseben rok
met zwarte knoopen en knoopsgaten daarin, over den sebonder een breed,
blaauwzijden lint, een’ kleinen zwarten boed en eenvondige gonden schoen-
gespen.
Yan den Ka n n en bur g schijnt weinig bekend, en volgens mededeeling
van de tegenwoordige bewoonster berusten er op het hnis volstrekt geen
aanteekeningen noch bescheiden. Ook Robid e van der Aa bad vruchteloos
beproefd, inlichtingen van den toenmaligen eigenaar te verkrijgen. Wat. er
van te zeggen is, beeft deze ijverige verzamelaar in hoofdzaak meßgedeeld.
Aan den beer arebivarius van Gelderland, Jbr. v a n Riemsdi j k , dank ik
de opgave van betgeen het provinciaal arebief aangaande de bezitters van
den bürgt vermeldt :
Clae s van He rwe n , sedert 1402. >
A l e y t v a n He rwen, zijne weduwe^ 1405.
Re y n a r t van He rwen , Claeszoon 1418,
R e in e k e n van He rwen, 1424.
Al e y t van He rwen, huisvrouw van Di r ck van Kep pe l , bij transport
van hären vader Re ino l t 1466.
Claes van Keppel , erfgenaam van zijne moeder A l e y t 1476.
Henr i ck v. K., erfgenaam van zijn’ brooder Clae s 1502.
Joban v. K., erfgenaam van zijn’ vader Hen r i ck 1517.
Di r ck v. K., erfgenaam van zijnen broeder J oban 1530.
Hertog Ka r e l koopt bet van D. v. K. 1535.
St e v e n van Rnt enbo r cb beleend en geeft het tegelijk over aan
Seger van Arnhem 1543.
Ma r t in v a n Ros sem, maarscbalk, bij transport van S. v. A. 1543.
J oban v. R., erfgenaam van zijn broeder Ma r t in 1555.
J oban van I s en d o r n v. Be l o y s , erfgenaam van zijne moeder, aan
wie bet bij magesebeid toebedeeld was en vererft bet op zijnen broeder Henr
i ck v. I. 1563.
Ma r t in v. I., erfgenaam van zijnen vader Hen r i ck 1604.
Elbe r t v. I. 1634, (gehuwd 1° met Mar ia Ha d ewi cb van Es s en,
2° met Ci r t ia -— volgens Ee rwe rda Odi l i a — van Wassen aar. )
Ma r t in Ae lb e r t v. I., erfgenaam van zijn’ vader E lb e r t 1681
J a n Hen r i ck v. I. erfgenaam van zijn’ broeder M. A. JL689, (gebnwd
met Ma r g a r e th a van Reede.)
Elbe r t Gode r t v. I., erfgenaam van zijn’ vader J. H. 1704.
F r ede r ik Johan v. I., erfgenaam van zijn’ broeder E. G. 1713, (gehuwd
met Anna Ma rg a r e tha gravin van Renesse. )
A. M. v an Rene s s e weduwe 1771.
Reijnde r Carel v. I., erfgenaam van zijn’ vader F. J. 1776.
J a n Hen d r ik v. I., bij opdragt van zijn’ broeder R. C. 1783.
Cha r lo t t e de Ye n n in g en , zijne weduwe, die onder zekere voor-
waarden afstand doet ten beboeve van hare zoons F r e d e r ik Care] The-
odoor en Re in d e r t Alb e r t Lodewi j k, 1803.
Wie dezer Heeren met eene S t ommi l gehuwd was, beb ik niet kunnen
vernemen en verzuimd bet aan te teekenen van den stamboom. Waarscbijnlijk
was bet Hen r i c k of Ma r t in 1563 — 1634. In den gevel staat bet jaartal
1661, dat wel op vernieuwing wijzen zal. Destijds bezat E l b e r t v an I.
bet kasteel. De brug is vernieuwd 1828, en misschien destijds ook verlegd,
hoewel bet ornament boven den tegenwoordigen ingang schijnt aan te wijzen,
dat die reeds in 1751 is gemaakt.
Hoe bet wapen van Maarte n van Ros sem, met bet jaartal 1538, in
een der muren van bet oude Loo komt, is nog niet opgelost. Dat bij bet
Loo in bezit gebad ‘en zelfs, zooals gezegd wordt, bet kasteel zou hebben
gebouwd, blijkt uit niets en is ook boogst onwaarschijnlijk. Al brengen wij