Als een echt Hollandsch huis gaf dit verblijf onzer stadhouders
en koningen nooit zijn grootste pracht eil zijn uitnemendste heer-
lijkheid aan de buitenwereld te aanschouwen. Daar binnen waren
de beste schatten te zoeken en daar achte r, in de tu in en ,
waar het onbescheiden oog niet doordringen kon, daar was een
luister te vinden, dien de eenvoudige voorgevel niet zou hebben
doen verwachten. Trouwens, hier kon aan uitwendige v.ersiering
niet veel worden ten koste gelegd, daar het gansche gebouw in
twee jaar tijds —- van 1686 tot ’88 • wc.rd opgetrokken, met
behulp van een 6000 Soldaten uit het Hattemsche garnizoen,
van metselsteenen, in een’ veldoven bij de buurschap Asselt
gebakken.
Kostbaar en kunstrijk waren de zalen en vertrekken van het
paleis door den koninklijken bouwheer versierd. Fraai gesneden
en gewreven eikenhout, beschilderde en vergulde zolderingen,
rijke wandtapijten, waren er naar den smaak zijner dagen aan-
gebragt en de latere prinsen van O r a n j e , die het Loo bewoon-
den, hadden het hunne bijgedragen, om hun heerlijk zomerver-
blijf te tooijen met de weelde van hunnen tijd. Maar het jaar
1795 bragt een treurige verandering, een jammerlijke verwoes-
ting. Wat vervoerbaar was, werd op last der Fransche Repu-
bliek weggevoerd naar Parijs; en toen het lustslot der O r a n j e s
tot een lazareth voor aan allerlei besmettelijke ziekten lijdende
Soldaten was inge rigt, werd, wat nog over mögt zijn gebleven,
bedorven en geschonden. Koning L o d ewi j k ontfermde zieh over
het vernederde en ontheiligde Loo. Ook hem trok de bekoor-
lijke piek krachtig aan en de man, die in de weinige jaren zijner
regering zijn gebied onophoudelijk doorreisde en iederoogen-
blik van residentie verwisselde, bragt soms eenige weken achtereen
hier door. Wel waren de wegen afschuwelijk, wel klaagden zijn
hovelingen over den afstand, die de Veluwe van de-hoofdsteden
scheidde, maar met het paleis hadden zij vrede, als het eenige
in den lande, ruim genoeg, om een’ koninklijken hofstöet te huis-
vesten. ’t Paleis werd dan ook aanmerkelijk verbeterd en versierd
— niet overbodig zeker, na wat er in geschied was en in
gehuisd had! Alle sporen van het verblijf zijner landgenooten en
voorgangers in ’95 kon hij evenwel niet'uitwisschen. Jammer,
dat in Lodewijks tijd de magere, dorre s t y l e E m p i r e ten
troon zat en gelukkig, dat de körte duur van zijn bewind den
tijd niet lie t, om alle overblijfsels van den ouden bouwtrant te
doen verdwijnen. De dagen, die op de herstelling van Neder-
lands volksbestaan volgden, bragten zeker ook voor het Loo veel
goeds, maar destijds heerschten de verwkwast en de witkwast.
Een dikke laag olieverw bedekte menig kostbaar eikenhouten pa-
neel en de kalk verborg meer dan een schilderwerk. Zoo bleef
maar in enkele vertrekken iets van den ouden toestand gespaard.
De statige „ t r o o n z a a l ” mei. minie behield haar koepelvormige
zoldering, haar’ antieken gebeeldhouwden schoorsteenmantel, haar
beschilderde behangseis, tusschen pilasters van donkerbruin eikenhout,
met verguldsel afgezet. Zoo is ’t ook met de zoogenaamde
„ k l e i n e e e t z a a l ” , waar de vierkante pilaren, de schoorsteen
met l e t allegorische schilderstuk er boven, en het plafond van
wit en goud nog, ten deele althans, uit den tijd der stichting
van het gebouw dagteekenen. Dergelijke overblijfsels worden ook
nüg in „he t s a l o n ” en in „de s l a a p k a m e r ” van pi'ins A l e x
a n d e r , in- de „ s l a a p k ame r va n p r i n s H e n d r i k ” en in
een of twee der „ l o g e e r k am e r s ” aangetroffen,' terwijl het
plafond van de „ s l a a p k ame r v a n H. M. de k o n i n g i n ” met
papavers en andere Symbolen van den slaap is versierd. Hier vindt
men ook het ledikant, waarin koningin H ö r tei l se en de keizerin
Ma r i a L o u i s e , bij haar verblijf op het Loo, de nachtrust ge-
no ten , en een paar meubelstukken s t y 1 e E mp i r e , als herinnerin-
gen aan een’ tijd, waarvan overigens, behalve de comed i e z a a l ,
geen gedachtenis is overgebleven. De eenvoudige, deftige kapel,
sinds den bouw der nieuwe Hervormde k erk, in 1840v f ■ weinioOmeer
gebruikt, bezit nog haar fraai eikenhouten beschot en haar
eenvoudig maar sierlijk stukadoorwerk. Met ingenomenheid zien
wij, hoe het prächtig wagenschot van den g r o o t e n t r a p van
de verwlaag wordt ontdaan en in de g r o o t e e e t z a a l h e to u d e ,
kostbare eikenhout iveer aan het licht is gekomen. Wat smaak