men er eeu buitengoed met een uitgestrekt bosch, O u d e w e r f
met ñame, en éen betamend aantal uitspanningen en herbergen.
Een der laatsten draagt den naam van H e s s e n b r i l . Steen- en
pannebakkerijen, de gebouwen der uitgestrekte metaal- en klolc-
kengieterij en andere fabrieken toonen ons, dat Winschoten eene
belangrijke en bloeijende industrie bezit. ’t Is bovendien de
hoofdmarkt van heel den rijken omtrek, en in overeenstemming
daarmede draagt bet stadje dan ook een zeer welvarend uiterlijk.
Op gewone dagen is ’t er stil, op een’ dag als deze zelfs zeer
stil. Nauwelijks een enkel menschelijk wezen is in de straten te
zien. De bevolking is aan ’t werk, de jeugd is in de school,
onze voetstappen klinken luid en v e r, en overigens hoort gij geen
ander gerucbt dan het stroomen uit de goten en bet druppelen
van de daken. Maar alles ziet er even netjes u it; de rood steenen
huizen, de geele klinkers der stoepen, bet plaveisel van groote
keijen, de welvoorziene winkels, waar manufacturen en kruide-
nierswaren, zadelmakerswerk en goudsmidsartikelen, galanterieén
en landbouwbenoodigdheden, koek en tabak zijn uitgestald. Gij
kunt wel zien, op welke kalanten zij bovenal rekenen, maar ook
de boek- en plaatwinkels ontbreken niet, evenmin als inrigtingen
voor onderwijs, waaronder eene Hoogere Burgerschool wordt
gevonden. En nu de regen een oogenblik ophoudt, nu zelfs de
zon door de van den wind uiteengejaagde wolken breekt, krijgt
het in de scherpe, schrille verlichting een vrolijk, opwekkend
voorkomen. Wij maken van de drooge bui gebruik, om het
stadje te doorwandelen en de merkwaardigheden te bezien, die
zieh bepalen bij de k e rk , ’ binnen de s ta d , en whet bosch” daar
buiten. De kerk gelijkt op de Zuidbroeksche en zou, even als
deze, een kruiskerk zijn, als niet het schip, en dus de voet van
het k ru is , ontbrak. Naar men zeg t, zou zij vroeger aan den toren
verbonden zijn geweest, maar behalve dat deze toren niet in
dezelfde rigting Staat, zou de onmatige grootte, die de kerk
dan gehad moet hebben, dit gevoelen genoegzaam weerspreken.
De sergeant J o a n Mo d a verdedigde haar in 1593 met 30 man
een’ geruimen tijd tegen de Spanjaarden en wist toen op den
toren te wijken, waar hij den strijd voortzette, hoewel zijn kloek
gedrag de stad niet behouden kon. De inval der Spaansöhe troe-
pen in 1624, waarbij het klooster Heiligerlee verwoest werd,
bragt ook in Winschoten verderf en eilende, en den ondergang
aan de destijds bloeijende weverijen. Munstersche troepen huisden
er naar oorlogswijs in 1665 en 1672, en van de baldadigheden
der Engelschen in 1795 leven nog de herinneringen. Zoolang de
stad versterkt was en in de nabijheid een geduchte schans lag,
was zij voor vriend en vijand om haar ligging een te belangrijke
plaats, dan dat zij niet' herhaaldelijk overlast zou hebben gele-
den. Maar de geduchte overweldiger, die in haar’ omtrek zooveel
vernietigde en verzwolg, de D o l l a r d , heeft haar niet kunnen
deren, al heeft hij haar losgescheurd van het grootendeels ver-
dronken graafsohap R e i d e r l a n d , waartoe zij oudtijds moet
hebben behoord.
Zijn bosch dankt Winschoten aan de afdeeling der Maatschappij
tot Nut van ’t Algemeen. In 1826 werd met den aanleg er
van begonnen, en al ligfc misschien een dergejijk werk met
volkomen op den weg dier Maatschappij; niettemm zijn vele
Jgeslachten haar daarvoor reeds dankbaar geweest. Met zijn digte
bosschaadjes , zijn lommerrijke slingerpaden, zijn welig groeijend
hout van allerlei soort, waaronder een merkwaardige zware den
zieh onderscheidt, met zijn’ ,/berg” - en zijn waterpartijen, levert
heit een aangename wandelplaats op, al kunnen wij heden de
schoonheden er van niet genoeg waardeeren, nu de zon reeds
lang weer is schuil gegaan en in het bosch een kille vochtigheid
heersoht, terwijl de paden voor een onverdeeld genot ook wel
wat drassig zijn geworden, ’t Station ligt in de nabijheid van
een der ingaugen, en tusschen dat tegenwoordig zoo hooggewaar-
deerde gebouw en de stad zijn verscheidene nieuwe villa s en
heerenhuizen verrezen. Winschoten breidt zieh voortdurend u it;
zijn voorspoed neemt toe met de ontwikkeling der nijverheid,
met den vooruitgang van den boerenstand, en bij ons afscheid
nemen wij dien verblijdenden indruk mede.
IV. 18