
van de zoo juist genoemde landschappen en van het Gouvernements
gebied samenkomen; de overige toppen be-
reiken geen grootere hoogte dan 3 ä 400 m.
In dit läge berg- en heuvelterrein worden een achttal
verspreid liggende Dajaksche nederzettingen, gezamenlijk
bewoond door ± 1 0 0 gezinnen, aangetroffen; van af de
S- Töroes en hare onbelangrijke linker zijtakken voeren
längs die vestigingen eenige steile en in den regentijd
zeer glibberige voetpaden naar de in de Embahoe-, Soe-
haid- en Silatstreken gelegen Dajaksche kampoeng’s.
Het berg- en heuvelland van SSlimbau staat als zeer
onvruchtbaar bekend ; het hoofdbestanddeel van den bodem
is dan 00k een siechte, geelachtig roode kleisoort en de
voornaamste begroeiing bestaat uit alang-alang, glagah en
doornig struikgewas. De in den omtrek 1 der nederzettinpo-en
gelegen bouwvelden leveren 00k gewoonlijk uiterst ge-
ringe oogsten op en dit kan als een der oorzaken worden
aangemerkt van het verloop der Dajaksche bevolking van
SSlimbau, die toch hoe langer hoe meer naar buiten de
grenzen van het landschap gelegen meer vruchfbare land-
streken verhuist, hetgeen natuurlijk door den vorst van
Shlimbau met leede oogen wordt aangezien, want door de
gedurige vermindering van het zielental zijner Dajaksche
onderdanen gaan 00k zijn inkomsten zeer achteruit.
De S. Tgroes of rivier van Sdimbau vindt hären oorsprong,
onder den naam van S. Pönjhboewang, in het heuvelland ten
zuiden der Kapoewas, ter hoogte van de kampoeng Thmbh-
nang. Zoolang zij van daar hären loop in algemeen noor-
delijke richting naar de Kapoewasvlakte vervolgt, is het een
onbevaarbaar beekje van ± 10 m. b reedte; waar zij die
vlakte aan den zuidelijken voet van den zieh geheel gei'so-
leerd tot 255 m. volstrekte hoogte verheilenden heuvel Sh-
naran betreedt, neemt zij eene nagenoeg westelijke richting
tot aan hare vereeniging met den onbeduidenden linker
zijtak Ködjhring en stroomt van daar onder den naam
van S. Throes door eene 20 m. breede bedding, met g e heel
vlakke en moerassige oevers naar de Kapoewas,
waarin zij bij de hoofdplaats SSlimbau met een 40 m.
breede monding uitwatert.
Bij gemiddelden waterstand is de rivier van a f hare
monding over een klein gedeelte van hären benedenloop
met kleine bandoeng’s bevaarbaar en verder tot aan de
uitwatering der Khdjdring alleen met kleine sampan’s.
Stoomschepen van 6 h 8 voet diepgang kunnen bij günstigen
waterstand de rivier binnenstoomen tot aan de woning
van den vorst.
De S. Tdroes stroomt in de vlakte door een onafge-
broken drassig boschland; zij Staat in noordelijke richting
door verscheidene kreken en tdroesan’s met de Kapoewas
in verbinding; enkele doode takken dier rivier zijn mede
door pintasan’s met de Töroes verbonden. Belangrijke
affluenten heeft de rivier n ie t; alleen de linker zijtakken,
die hären loop hebben door het aan steenkolen rijke
vlak- en heuvelland, hebben eenige beteekenis, omdat ze
over een deel van den benedenloop gebezigd worden voor
den afvoer van de kolen uit de mijnen.
De uitgestrekte vlakke tandjoeng voor de Throes-monding
loopt reeds bij gemiddelden waterstand geheel onder; van
uit de Kapoewas kan men dan over het ondergeloopen land
met roeivaartuigen tot voor de hoofdplaats Shlimbau varen
en zoodoende de kronkelende Töroes-monding vermijden.
Bedoelde hoofdplaats is aan beide zijden van de monding
der rivier gebouwd. Op den rechter oever staan
eenige ruime en nette woningen van hout, als het woon-
huis van den vorst en de groote vergaderzaal; een goed
onderhouden masigit en eenige huizen van de leden der