D E O N D E R A F D E E L IN G B O V E N -K A P O EW A S .
Met een kaart.
TOPOGRAPHISCH OVERZICHT.
Bij het trekken van een grens tusschen het boven-, het
midden- en het beneden stroomgebied der Kapoewas zoude
men uit een oogpunt van bevaarbaarheid dier rivier, het
terrein oostwaarts van Poetoes Sibau kunnen rekenen te
behooren tot het boven-stroomgebied ; van daar tot Tajan,
waar de deltavorming een aanvang neemt, kan dan van
een midden-, en verder tot aan zee van het beneden-
stroomgebied worden gesproken.
T o t eene geleidelijke behandeling van het Kapoewas-
gebied komt het mij echter meer gewenscht voor, de
administratieve indeeling op den voorgrond te doen staan
en dus hier in de eerste plaats het ook uit een aardrijks-
kundig oogpunt meest belangwekkend deel van dat gebied,
t. w. de onderafdeeling Boven-Kapöewas te behandelen l).
I ) Bij Gouv. Besluit van I I April 1895 N°. 9 (Ind. staatsblad 1895 N° 75)
werden in de administratieve indeeling der Westerafdeeling van Borneo tal van
wijzigingen gebracht. Zoo werd o. m. de tot de afdeeling Sintang behoorende onder-
afdeeling Boven-ICapoewas en Batang-Loeparlanden in twee onderafdeelingen gesplitst.
1. de onderafd. Boven-Kapoewas, omvattende het landschap Boenoet, het stroom
gebied van de Midden- en Boven-Lëbojan en v e r d e r het Gouvérnementsgrondgebied
ten oosten daarvan gelegen, onder een contrôleur van het Binnenl. bestuur met
standplaats Poetoes Sibau ;
2. de onderafd. Sëmitau, omvattende de landschappen Silat, Soehaid, Sëlimbau,
Pijasa, Djongkong en het Gouv. grondgebied bewesten het stroomgebied der Boe-
noetrivier en dat van de hidden- en Boven-Lëbojan, onder een contrôleur van
^et Binnenl. bestuur met standplaats Sëmitau.
Daar voor zoover mij bekend, tot nu toe geen gede-
tailleerde beschrijving der Boven-Kapoewas als commentaar
op de topographische kaarten werd gepubliceerd, vermeen
ik dat het wel van belang mag worden geacht, hier zulk
een beschrijving te doen volgen. Vooral van een land als
Borneo’s westkust, waar de bevolking zieh in hoofdzaak
längs de waterwegen heeft geconcentreerd; waar, behou-
dens in enkele gedeelten als de Chineesche districten, land-
wegen niet dan schaars worden aangetroffen en waar die
zijn, voor ’t meerendeel nog slechts bestaan uit siechte
voetpaden, welke verlegd worden, naarmate de bevolking
weder elders bouwvelden g aat ontginnen; van zulk een
land, waar dus ook de gemeenschap in hoofdzaak te water
geschiedt, verdient vooral aan de waterwegen groote aan-
dacht te worden geschonken.
Alvorens tot die hydrographische beschrijving over te
gaan, kan het echter ook zijn nut hebben eenige körte
mededeelingen betreffende de orographische gesteldheid te
doen ; de weldra te verwachten publicatie van de resultaten
der wetenschappelijke expeditien, welke het brongebied der
Kapoewas tot haar veld van onderzoek hebben gemaakt,
en welke vooral omtrent de geognosie van het onderzoe-
kingsterrein een schat van kennis aan het licht moet brengen,
zal die beknopte mededeelingen zeker op de meest volle-
dige wijze aanvullen1),
Zooais hiervoren werd medegedeeld, scheidt zieh van de,
Borneo van oost naar west doorsnijdende hoofdketen, welke
de Nederlandsche bezittingen ten Noorden begrenst en die
in het brongebied der Kapoewas onder den algemeenen
1) Sedert zijn deze versehenen: Prof. G. A. F. Molengraaff, Geologische ver-
kenningstochten in Centraal-Borneo (1893— 94); Dr. A. W. Nieuwenhuis, In Cen-
traal Borneo, Reis van Pontianak naar Samarinda (2 deelen).