
Zooais reeds werd medegedeeld is die bevolking van
zuiver Dajakschen oorsprong. Zij neemt thans de ritueele
voorschriften van den Islam in acht, maar op dezelfde
liberale wijze, als dit door de overige, zoogenaamde Ma-
leiers in het Boven-Kapoewasgebied geschiedt.
De middelen van bestaan dier pferingfe o o en alles behalve
welvarende bevolking z ijn :
1 . Landbouw op längs de Kapoewas gelegen droge
velden, welke in verband met het gedurig buiten hare
oevers treden van die rivier, over ’t algemeen weinig
goede oogsten opleveren.
2. Vischvangst in de Kapoewas en in de meren. Alleen
bij zeer lagen waterstand in de meren levert de vischvangst
aldaar een günstig resultaat o p ; uit vrees voor de Batang-
Loepar’s dürft de bevolking zieh echter niet ver in het
merengebied wagen.
De gevangen visch wordt deels gedroogd en dient dan
voor eigen consumptie, deels ingezouten tot verkoop aan
de Chineesche handelaren te Djongkong.
De handelswaarde te Djongkong van de gezouten visch
is gewoonlijk:
voor 100 stuks ikan bijawan 25 dollarcenten;
„ 100 „ „ mantoekan 70 dollarcenten;
„ 100 „ „ toman 8 dollars;
de toman visch is zeer gewild, maar zeldzaam.
3. Het zoeken van de tölor bijawan (vischkuit) in de
meren. Daar de kuit bij zeer lagen waterstand te klein
is om ingezameld te worden, wacht men hiermede zoo
eenigszins mogelijk tot bij rijzend w ate r ; gedurende de
periode van laag water zet men gewoonlijk de meren en
kreken met sero’s (staketseis) af.
De handelswaarde der tölor-bijawan is te Djongkong
25 dollars per pikol.
4. Het inzamelen van boschproducten in het gebied
der Embaloeh en Palin rivieren en van rotan op het
Mënjoekoeng gebergte ; de ingezamelde rotan is gewoonlijk
van inférieure kwaliteit en heeft zeer weinig handelswaarde.
De afvoer der boschproducten geschiedt via Sintang
naar Pontijanak in bandoeng’s (laadprauwen), welke door
de kleine stoomvaartuigen, die tusschen Pontijanak en
Boenoet in de vaart zijn, worden op- en afgesleept.
De geheele veestapel van Djongkong bestaat uit een
25tal runderen, die het eigendom zijn van de leden der
-vorstenfamilie. Pluimgedierte is er zeer schaarsch ; alleen
de Chineezen houden er een betrekkelijk grooten voor-
raad kippèn op na.
Omtrent de bevolking kan verder nog worden medegedeeld,
dat zij, naar het schijnt, op voldoende wijze in
hare geringe behoeften weet te voorzien. Voor zooverre
bekend, maakte zij zieh nimmer aan misdrijven schuldig.
HET LANDSCHAP PIJASA.
Het westwaarts van Djongkong gelegen landschap Pijasa,
wordt ten noorden, ten westen en ten zuiden door Sëlimbau
begrensd. Zooais hiervoren bleek, bestaat omtrent de juiste
grenzen van Pijasa nog grooter onzekerheid dan aangaande
die van Djongkong. Zoowel Sëlimbau als Djongkong be-
twisten toch aan Pijasa een deel van het thans door dat
rijkje geoccupeerd gebied en volgens de opgaven van de
inlandsche besturen van eerstgenoemde landschappen, heeft
zelfs Pijasa niet het minste recht op eenig grondgebied
längs de Kapoewas.
De op de topographische kaart aangegeven grens is
ingeteekend naar de resultaten van eenige onderlinge over