
onderhoud kan voorzien. Van eenige welvaart is echter bij het
gros der bevolking weinig te bespeuren ; alleen de handelaren
zouden vrij welvarend kunnen worden genoemd.
Zooais reeds werd medegedeeld, zijn van de MSlawi Ma-
leiers alleen de KSbahan’s in zekeren zin schatplichtig aan den
Sintangschen vorst. De jaarlijks door hen op te brengen hasil
bedraagt 20 gantang’s padi per lawang1). Verder is bepaald,
dat wanneer een KSbahan zijn kampoeng verlaat om zieh te
Nh Pinoh of te Sintang te vestigen, hij hiermede ophoudt
hasilplichtig te zijn. Huwt daarentegen een zoogenaamde Sin-
tanpfsche Maleier met eene vrouw der KSbahan’s, en vestigt
hij zieh in de kampoeng zijner echtgenoote, dan wordt hij
daardoor schatplichtig.
De KSbahan’s van de BSlimbingstreek schijnen in de plaats
van de elders gebruikelijke hasil in padi, jaarlijks een bedrag
van 5 gülden aan den PanSmbahan op te brengen.
Bij reizen van den vorst en zijne verwanten, zoomede in
tijden van oorlog, rampen van hooger hand, e. d. zijn alle
Maleiers verplicht, zonder betaling, de noodig geoordeelde
heerendiensten (pSbSlah) te verrichten, zooals roeien, trans-
portdiensten, enz. Van de door hen ingezamelde boschproduc-
ten zijn zij voorts, evenals elders in de Maleische leenstaten,
aan den vorst eene belasting schuldig van 1/i0 dier producten
(de zoogenaamde hasil sapoeloh satoe).
Van eene eigenlijke bewapening der Maleiers is in het MS-
lawigebied evenmin als elders bij de Maleiers sprake. Zeer
velen houden er echter geweren op na, meerendeeis van ge-
1) Daar het vooral bij de Dajaks veel voorkomt, dat een lawang (pintoe) door
meer dan edn gezin wordt bewoond, is door den Pan&mbahan in overleg met het
Europeesch bestuur bepaald, dat in het MSlawigebied onder ¿¿n lawang moet worden
verstaan ¿en echtpaar, of zooals de Maleiers en Dajaks het meer prozaisch
uitdrukken, 66n lawang-kSIamboe.
heel verouderde constructie en niet zelden onbruikbaar. Het
aantal kan op de helft van het aantal weerbare mannen worden
geschat, dus op omstreeks 600 ; ze dienen voor het jacht-
bedrijf en tot wering van schadelijk gedierte uit de bouwvelden.
De kampoenghoofden hebben nog veelal een of meer oude
lilla’s in hun bezit. Buskruit is zeer schaarsch in de kampoeng’s ;
het schijnt dat men die contrabande van uit de Z. en O. Af-
deeling van Borneo importeert, ten minste de Maleiers be-
weren dit. Die invoer kan trouwens niet zeer groot zijn, want
voor de jacht behelpt men zieh veelal met het siechte kruit,
afkomstig uit Chineesch vuurwerk.
In vaardigheid in het schieten munten de Maleiers in gee-
nen deele uit; van eenige bedrevenheid in den wapenhandel
is bij hen evenmin iets te bespeuren, en de enkele malen dat
men in de laatste jaren van hunne diensten als hulptroepen
heeft gebruik gemaakt, hebben zij doorslaande bewijzen ge-
leverd al zeer weinig krijgshaftig te zijn.
W at de blanke wapens betreft, valt alleen te vermelden,
dat enkele hoofden er voor staatsie een paar lansen op na
houden, soms met sSloewak’s (de metalen kokers, dienende
tot bevestiging van de lanspunt in het hout) van z ilv e r ; anderen
hebben een meer of minder kostbare mandau uit de Kajan-
streken in hun bezit en overigens heeft de Maleier niets dan
zijn heel gewoon kapmes (parang) voor den veldarbeid.
Evenals elders bij de Mohammedanen in Ned. Indie ge-
bruikelijk is, worden 00k bij de Maleiers van bet MSlawigebied
zeer vroege huwelijken gesloten. Zoodra toch de puber-
teitsverschijnselen ingetreden zijn, dus niet zelden reeds op
I2jarigen leeftijd; ziet men voor het meisje naar een echt-
genoot om. Men verhaalde mij dat onder „huwen” steeds
dadelijke uitoefening van geslachtsgemeenschap verstaan
wordt, doch het mag wel eenigszins betwijfeld worden, o f dit