
door hen en andere mardahekastammen bewoonde Kajange-
bied in het leven te roepen, werd het toch raadzaam geoor-
deeld van hen niet alleen de uitlevering van misdadigers te
vorderen, maar hun tevens verplichtingen van duurzamen
aard jegens het Sintangsch bestuur op te leggen. Die verplichtingen
zullen hierachter bij de belastingen nader worden
besproken.
Het moreel succes der Tfebidah-excursie heeft zieh echter
niet alleen tot de toen in verzet zijnde Kajanstammen be-
paald. De 'verhouding tot den panhmbahan van Sintang van
alle overige mardahekastammen in het Mhlawigebied verbe-
terde toch aanmerkelijk, toen zij uit de tuchtiging den Thbi-
dah’s toegediend de overtuiging hadden geput, dat het Euro-
peesch bestuur den ernstigen wil had de geheele Mfelawistreek
onder het gezag van den panfembahan van Sintang te bren-
gen. D e hoofden der Boven-Mhlawi Dajaks leverden zelfs aan
den controleur van Nh Pinoh in 1892 eenige koppensnellers
uit, hetgeen te voren nooit had plaats gehad.
Dat echter de erkenning van het gezag van den Panhm-
bahan door de Boven-Mfelawistammen niet met de grootste
bereidwilligheid was geschied, bleek reeds in 1895 bij de woe-
lingen veroorzaakt door Raden Pakoe, toen een groot deel
dier stammen zieh door dsn opstandeling tot verzet tegen den
Panfembahan lieten overhalen, niettegenstaande zij zieh eerst
kort te voren op de bijeenkomst van alle grensstammen te
Toembang Anoi (Mei— Juli 1894) feitelijk hadden verbonden,
hunne zaken te doen berechten volgens de instellingen van
dien vorst.
Eene niet algemeen bekende bijzonderheid, welke een hel-
der licht werpt op de goedgeloovigheid der Dajaks, is, dat
Raden Pakoe om de Boven-Mölawi Dajaks te overtuigen,
dat hij door het Gouvernement gemachtigd zoude zijn hen
tot verzet tegen den Panömbahan aan te sporen, gebruik
heeft gemaakt van eene rekening van een Europeesch fabri-
kant van verduurzaamde levensmiddelen. Dit schriftuur, dat
op eene onverklaarbare wijze in zijn bezit was gekomen, was
voorzien van een 8tal afbeeldingen, w. o. gouden en zilveren,
van bekroningen op tentoonstellingen, en de slimme opstandeling
wist de goedgeloovige Dajaks wijs te maken, dat
die schitterende reclame-afbeeldingen niets meer of minder
waren dan verschillende tjap’s (rijksstempels) resp. van het
Gouvernement, van eenige voorname vorsten van Borneo’s
westkust, ja zelfs van de Javaansche vorsten. Tegen zoo’n
stuk van overtuiging waren de Dajaks niet bestand en zelfs
de meest goedgezinde hoofden, als Raden Dëmang Béhé, het
voornaamste hoofd der Ambalau Dajaks, kozen de partij van
het verzet ]j.
Zooais in het Koloniaal verslag van 1896 uitvoerig wordt
medegedeeld, eindigde de Raden Pakoeopstand met de ge-
vangenneming van Raden Pakoe en van de overige hoofd-
aanleggers van den opstand. De rust in het Mëlawigebied was
hiermede hersteld en door den Resident werden daarna in
overleg met de hoofden der Boven-Mëlawistammen de noo-
dige regelingen getroffen tot herstel van een ordelijk bestuur
over de in verzet geweest zijnde Dajaks.
1) Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen de Heer v. d. Wiili^en in diens reeds
genoemde reisbeschrijving mededeelt omtrent de aanvankelijke gehechtheid van
Raden Dëmang Béhé aan het Gouvernement. Ook ik heb van dit Dajaksch hoofd
steeds veei hulp ondervonden, en dat de door zijn stam bewoonde, weinig toe-
gankelijke landstreek, topographisch geheel kon opgenomen worden, is zeer zeker
ook aan zijn belangelooze medewerking te danken.
Dat hij zieh niet ontzien heeft,. nà zijn onderwerping in 1896, het toen nog
voortvluchtig overschot der bende van Raden Pakoe aan onze naSporingcn te ont-
trekken, hetgeen zijn verbanning naar Menado ten gevolge heeft gehad, geloof ik
hieraan te moeten wijten, dat door de tegen hem genomen maatregelen, verband
houdende met zijn deelnemen aan den Raden Pakoeopstand, waartoe hij alleen door
misleiding gekomen is, zijn vertrouwen in het Gouvernement geschokt is geworden.
Vrees voor de aanhangers van Raden Pakoe zal hiertoe ook veel hebben bijgedra-
gen, want vreesachtigheid is een bepaalde karaktertrek van alle Dajaks.