14
D e oevers zijn over ’t algemeen flauw hellend en weinig
h o o g ; de rivier treedt dan ook nabij Loensa de uitgestrekte,
nagenoeg geheel met woud bezette Boven-Kapoewasvlakte
binnen, welke zieh gemiddeld niet -meer dan 50 m. boven
het zeeoppervlak verheft en waardoor zij zieh een zeer
kronkelende bedding heeft gebaand. Het onstuimig karakter,
waardoor de Kapoewas zieh in hären bovenloop kenmerkte,
neemt ook hier een einde. De bedding is flauw hellend;
steenbanken komen nog slechts op zeer enkele plaatsen
voor, grind- en zandbanken krijgen de overhand. Bij zeer
lagen waterstand liggen de banken geheel bloot en moeten
de vaartuigen gebruik maken van smalle geulen, waarin
dan echter meestal een zeer sterke stroom Staat. Vooral
de nagenoeg de geheele rivierbreedte beslaande bank voor
de monding der rechter zijrivier Mbndalam een paar bochten
stroomopwaarts van Poetoes Sibau, is in het droge jaar-
getijde zeer hinderlijk voor eenigszins groote vaartuigen.
Bij hoogen waterstand is het mogelijk de Mbndalam-
monding met zeer kleine stoomvaartuigen te bereiken; in
gewone omstandigheden kunnen stoombooten van 6 ä 7
voet diepgang niet verder stroomopwaarts komen dan tot
Poetoes Sibau. Tusschen die plaats en Loensa zijn een
viertal nederzettingen van Taman Dajaks längs de rivier,
gezamenlijk met 50 pintoe’s, welker bevolking haar weinig
uitgestrekte bouwvelden nabij den linkeroever heeft.
T e Poetoes Sibau, sedert 1895 de standplaats van den
Controleur, woont, behalve het aan dien ambtenaar toe-
gevoegd personeel, een vijftigtal Maleische gezinnen; in-
zameling van boschproducten maakt daar het eenig middel
van bestaan der bevolking uit1).
Ter hoogte van Poetoes Sibau mondt rechts de Sibau
1) Mijne gegevens omtrent de Sterlete der bevolking dateeren van het jaar 1895.
in de Kapoewas u it ; aan die monding ontleent de neder-
zetting hären naam.
Wat de waterstanden in de verschillende jaargetijden be-
treft, zoomede de te bezigen vaartuigen en den duur der tra-
jecten längs de Boven-Kapoewas, kan het volgende dienen.
A ls zeer droog, gepaard met bijzonder läge waterstanden,
moeten in normale omstandigheden worden genoemd de
maanden Februari, Juli, Augustus en September; erg regen-
achtig en met buitengewoon hooge waterstanden zijn de
maanden Januari, Maart, November en December. Het
günstigst voor het bevaren der Kapoewas in hären bovenloop
zijn dus de maanden April, Mei, Juni en soms ook
October.
In den regentijd kan van een overtrekken der gevaarlijke
rijam’s bijna nimmer sprake z ijn ; het water toch vervolgt
dan zijnen loop door de grootendeels zeer onveilige bedding
met zulk een woest geweld, dat zelfs een stroomopwaarts
passeeren van de niet gevaarlijke gedeelten veelal
ondoenlijk is.
In de zeer droge maanden is de stroom wel erg zwak,
maar dan Staat er op de meeste plaatsen zoo weinig water
in de bedding, dat men niet zelden verplicht is de vaartuigen
uren achtereen over de steenbanken te sleepen;
ook dan is ’t dus niet altijd mogelijk de plaats van be-
stemming te bereiken. Aangaande de plotseling opkomende
bandjir’s, waarover hiervoren reeds gesproken werd, kan
nog worden medegedeeld, dat het verschil in waterstand
fte Poetoes Sibau, na weinige uren regen, niet zelden 5
m. bedraagt. Maar ook zonder voorafgaande bandjir zakt
}het water daar wel eens 3 m. in een etmaal. Bestuurders
van stoomvaartuigen, die Poetoes Sibau bezoeken, dienen
hiermede ten allen tijde rekening te houden.
A ls voorbeeld hoe sterk het waterverval der Kapoewas