
hen niet minder dan bij de overige Dajaksche stammen voor.
Zooais reeds werd medegedeeld, maken de MSntöbah’s
ook veel werk van het inzamelen van boschproducten. In
de Boven-Kapoewas en in de Boven-Mhlawi houden zieh
niet zelden tot dat doel een 100 Dajaks van dien stam o p ;
enkelen blijven dikwijls langer dan een jaar van hunne
haardsteden afwezig. Helaas komt een groot deel der Verdienste,
uit het inzamelen van boschproducten voortvloeiende,
terecht in handen van Chineezen, bij wie zij tot het onder-
nemen hunner verre tochten tegen woekerwinsten voor-
schotten nemen.
Alleen de Möntöbah’s kunnen betrekkelijk als welvarend
worden aangemerkt; de Soeroek- en Oeloe Soengai Dajaks
zijn meerendeeis arm.
De rijkdom der MöntSbah’s bestaat vooral in het be-
zit van veel thmpajan’s, g on g ’s, koperwerk en soms ook
van een paar buffels of runderen; contanten hebben zij
weinig. Dit laatste vloeit vooral voort uit hun verregaanden
hartstocht voor het dobbelspel 5 dat een Mönt&bah al
zijne bezittingen op een enkele kaart verdobbelt, komt
herhaaldelijk voor.
De hoofden der Boenoetstammen voeren de titels van
Toemönggoeng, Kijai, Pateh of Angsana.
Van het patriarchaal bestuur der hoofden, zooals dit
veelal bij de stammen van het Boven-Kapoewasgebied
wordt aangetroffen, is in het Boenoetsche geen sp ra k e ;
zeer veel aanzien schijnen de Boenoethoofden bij hunne
onderhoorigen niet te bezitten.
Wij vermeenen onze schets omtrent de bevolking van
het uitgestrekt Boven-Kapoewasgebied te kunnen besluiten
met als onze overtuiging uit te spreken, dat de toestand
aldaar thans zeer zeker hoogst bevredigend mag worden
genoemd. Dank zij de krachtige maatregelen door het
bestuur genomen tot beteugeling van het snellen der Ba-
tang Loepar’s, is ook in de Boven-Kapoewasstreken een
toestand van rust in ’t leven geroepen, die op de welvaart
en de ontwikkeling van de Dajaksche stammen aldaar een
hoogst günstigen invloed moet uitoefenen en die ook veel
tot hunne beschaving zal kunnen bijdragen.
Voor de besturende ambtenaren van het Boven-Kapoewasgebied
is echter nog een grootsche taak weggelegd,
omdat hun zeer ruim en niet minder schoon arbeidsveld
nog voor een groot deel als ’t wäre braak ligt.