De tegenwoordige negferi telt een 11 tal vrij armoedige Ma-
leische woningen, met circa 100 zielen. Onder het gezag van
Nh Pak staan voorts de Maleische nederzettingen längs de
Pakrivier, welker stroomgebied als het territoir van Nh Pak
kan worden aangemerkt. Dajaksche vestigingen zijn er in het
landschap niet behalve een paar huisjes längs de S. Pak. Het
hoofd maakte echter vroeger aanspraak op de hasil van circa
30 lawang’s D ajaks, die zieh op het gebiedvan Nh Sokan met-
terwoon hebben gevestigd, doch die aan hem (door aanhuwe-
lijking met de leden der vorstenfamilie van Kota Waringin)
schatplichtig zouden zijn. O f die aanspraken bij de definitieve
hasilregeling in 1894 erkend zijn, meen ik te moeten betwij-
felen. Pangeran Toemönggoeng heeft steeds op zeer gespan-
nen voet verkeerd met de leden der Sintangsche vorstenfamilie,
waartoe trouwens sedert lange jaren volop aanleiding bestand,
omdat Nh Pak, het eerste landschap gerekend van de
monding der Pinoh, wel telkenmale over de inning van het
tiendrecht op de ingezamelde boschproducten in botsing moest
komen met het zieh allengs in het Beneden-Pinohgebied van
het g ezag meester makende Sintang.
T o t Nh Pak behoort thans 00k het vroegere landschap
Karangan Poeroen. Die neghri werd gesticht door Intji Te-
rang, afkomstig van SSrawak, nadat hij zieh in het Pinohge-
bied een aanhang had verworven door in het huwelijk te tre-
den met Dajang Antoen, eene nicht van de zooeven genoemde
Pangeran Tata van Nh Pak. Het laatste bestuurshoofd van
Karangan Poeroen, de hoogbejaarde Pangeran Moeda werd
in Augustus 1897 °P verzoek wegens ziekte als zoodanig eer-
vol door den Resident ontslagen en zijn gebied werd met dat
van Nh Pak vereenigd. Aan het hoofd van laatstgenoemd
landschap werd bij die gelegenheid een ondergeschikt hoofd
toegevoegd om hem in het bestuur van het toegevoegde g e bied
bij te staan.
Het tegenwoordige Karangan Poeroen is niets meer dan
eene vrij armoedige Maleische kampoeng van een 1 otal hui-
zen, waarover tot 1897 een zekere Aban g Soleiman, de neet
en wakil van Pangeran Moeda het bestuur voerde. Buiten de
negdri schijnt Karangan Poeroen vroeger nooit eenig grond-
gebied te hebben gehad ; de onderhoorigen van het onbedui-
dend landschap vonden behalve in den ladangbouw veelal
hun bestaan in het goudwasschen bij laag water in de Pinoh-
rivier. Karangan Poeroen heeft echter altijd aanspraken doen
gelden op de hasil van een ßotal pintoe’s Laman-Tawa D ajaks,
die zieh in den bovenloop der Pinoh metterwoon hebben g e vestigd
en die thans hasil betalen aan het bestuurshoofd van
Laman Tawa, die zieh oorspronkelijk daar, van uit Karangan
Poeroen vestigde om voor de inning van de aan laatstgenoemd
landschap toekomende hasil te zorgen, maar er meer voordeel
in zag zieh zelf als radja op te werpen.
Kapala Gading, het landschap dat aan Nh Pak grenst,
werd gesti'cht door een Maleier van N h Sasak, nadat deze zieh
een aanhang had weten te verwerven door in het huwelijk te
treden met eene bloedverwante van Pangeran Tata, hoofd
van Gandis aan de Mhlawi. De opvolgers van den stichter
hebben zieh afwisselend te Kapala Gading en te Nh Sasak
(aan de uitwatering der Sasak in de S. Sajän) opgehouden,
zoodat op beide plaatsen graven van de voorouders van het
onlangs overleden bestuurshoofd, Raden Körta Sari, te vin-
den zijn.
Deze stamt uit het 2e huwelijk der zuster van het, zonder
mannelijke nakomelingen, overleden hoofd Raden Dhpati met
Kaliboen Soera Pati, een uit Bandjermasin afkomstig Maleier.
Raden Kferta Sari was ons meer genegen dan de overige
Pinoh radja’s ; hij nam ten minste den schijn daarvan aan en
v66r de inlijving is zoowel door het Europeesch als door het
inlandsch bestuur van Sintang menigmaal zijne hulp ingeroe-
25