laatste ook steeds voor de huwelijken van zeerjonge meisjes
geldt, omdat het een te groote afwijking zoude zijn van het-
geen bij aile overige Mohammedanen gebruikelijk is, n. m.
de kinderen alleen voor een later huwelijk met elkaar te be-
stemmen.
Hoe het ook zij, het lijdt bijna geen twijfel, dat het vroeg
uithuwelijken der meisjes verband houdt met het matriarchaat,
dat bij de Sintangsche Maleiers adat is. Daar toch de man
bij zijne jonge vrouw, of liever bij hare ouders gaat inwonen,
wordt hij eigenlijk niet veel meer dan boedjang van zijne
schoonouders, die in het veelal armoedige gezin met vreugde
een goeden kostwinner opnemen. Van het betrekken eener
afzonderlijke woning door de jonggehuwden is meestal eerst
na verloop van jaren sprake.
De mas kawin (huwelijksgift), welke door den bruidegom
aan zijne bruid voor het sluiten van het huwelijk moet worden
betaald, bedraagt evenals elders ter Borneo’s westkust, 2
reaal en 1 soekoe1). Het is een verplicht geschenk, bestemd
voor persoonlijk gebruik door de jonge echtgenoote en dat
dus bij eventueel latere ontbinding van het huwelijk niet wordt
teruggegeven. Verder is het adat, dat de bruidegom een be-
1) De reaal heeft in de meeste streken van de Westerafdeeling de.waarde van I
dollar, zoodat de mas kawin circa 2\ dollar bedraagt. Onder de Dajaks van het
Mëlawigebied is echter een muntstelsel of liever een wijze van waardeberekening
in gebruik, welke ook door vele Maleiers aldaar gevolgd wordt en vooral als zij
gemoeid worden in de zoogenaamde patinjawa-përkara’s (geschillen over de boete
voor gesnelde koppen). Als eenheid van dat stelsel geldt de oeloen, eigenlijk slaaf,
in welke laatste beteekenis de oeloen vroeger zeker uitsluitend gebezigd zal zijn
geworden, omdat nu nog de onafhankelijke grensstammen de oeloen gelijkstellen
aan een moenoesija (mensch), of 50 à 60 dollars. .
In bedoeld muntstelsel is verder, ook in het Mëlawigebied:
I oeloen = 3 thail,
1 thail = 1 6 reaal, en
I reaal = ringit (dollar) = 1 dollar soekoe.
In geldswaarde is dus volgens dit stelse! 1 oeloen = 1 2 dollars, en bedraagt de
mas kawin niet meer dan | dollar, want de reaal is er, evenals de âoekoe, een
vierde dollar.
drag van 1 20 ä 60 reaal, al naarmate hij orang-mardaheka
dan wel boedjang is, als zoogenaamde antaran kain mede-
brengt. Die gift is niet absoluut verplichtend en kan bok bij
gedeelten worden afbetaald; ze is bestemd tot gemeenschap-
pelijk verbruik door de beide echtgenooten, die er zieh mede
in het huishouden kunnen steken1).
Daar het aantal Maleische vrouwen in het MSlawigebied
niet zeer groot is, komt het dikwerf voor dat Maleiers in den
echt treden met Dajaksche meisjes, die dan veelal eerst tot den
Islam overgaan. Huwen zij met eene vrouw van een der sbrah-
stammen, die van oudsher aan den vorst van Sintang schat-
plichtig waren, dan moeten zij aan dien zelfbestuurder, wegens
het onttrekken aan den stam van eene persoon, die door het
voortbrengen van kinderen den stam sterker en dus productie-
ver tot hasilopbrengst zou maken, eene som van 100 gülden
betalen. Deze, in eens te betalen, verplichte schadeloosstelling
heet „töboes” . Voor het huwen met eene vrouw van een der
mardaheka(vrije)stammen wordt door den vorst niets gevor-
derd. Ook Chineezen huwen zeer dikwijls met Dajaksche
vrouwen. Behalve tot hetgeen zij dan bij wijze van bruidschat
aan de ouders der bruid moeten offeren, zijn zij ook verplicht
tot het betalen van töboes, ten minste als zij in den echt treden
met eene vrouw van een der sörahstammen.
In ’t algemeen moet tbboes worden betaald, wanneer het
huwelijk betrekking heeft op een der zoogenaamde tiga belas
bangsa, aldus genoemd in tegenstelling van de mardaheka-
stammen, die tot het jaar 1892 niet belastingplichtig waren.
Nog meer wellicht dan bij de Islambelijders in andere stre-
1) Bij alle Maleiers van Borneo’s Westerafdeeling is deze huwelijksgift gebruikelijk
en is onder den naam van „antaran” bekend. Naar gelang van de welge-
steldheid van den bruidegom wisselt te Pontijanak het bedrag daarvan van 44 tot
100 dollars.