
5- Karangan Oebai, een uitgestrekte grindbank midden
in de rivier en een weinig stroomafwaarts daarvan de
steenbanken Batoe Sija en Batoe T a n g g o e i; bij eerstge-
noemde zeer groote steenbank is ten allen tijde stroomver-
snelling.
6. Bij Nangah Paoeh, grindbanken aan beide zijden van
het eiland; bij laag water is de vaargeul zeer nauw.
7. Bij Nangah Mfentatai, uitgestrekte grindbanken rondom
het eilandje Toedjoe. Bij hoog water Staat op die plaats een
zeer hevige stroom.
8. Bij de Dajaksche kampoeng Sönain, een groote grindbank
midden in de r iv ie r ; bij hoog water Staat daar een
hevige stroom.
9. Bij de Maleische nederzetting Batoe Boetoeng, een
grindbank in t midden van de rivier en een weinig stroomafwaarts
een steenplaat, welke de halve rivierbreedte b e sla a t;
de stroom is aldaar bij hoog water zeer sterk.
10. Een weinig stroomafwaarts van de monding der beek
Mönsoelang, een grindbank aan den rechter oever en een
steenbank — Batoe Njaroeng — aan den linker oever; bij
laag water Staat aldaar een stroomversnelling.
1 1 . Karangan Kahak, bij de monding der beek Inoek,
waar bij hoog water groote draaikolken zijn.
12. Aan den noordelijken oever van het eilandje Kbn-
so e li, een uitgestrekte grindbank, welke bijna de geheele
rivierbreedte beslaat, en vlak daarbij steenen, Batoe Lin-
tang genaamd, welke zeer spoedig droog vallen.
13. Nabij de monding van de beek Ngangai, een grindbank
midden in de rivier, genaamd Karangan Kferingai,
waarop bij laag water stroomversnelling Staat.
14. Batoe Tjgpoeri, een grind- en steenbank bij de monding
der beek Tjöpoeri, waar bij laag water een zeer sterke
stroom Staat.
x 5. Karangan Pangkis, een grindbank bij de monding der
beek Ahi, welke zeer spoedig droog valt.
Van Pagör Lbbata tot Nangah Kfemangai bedraagt de
afstand 24 k.m. Zooais reeds werd medegedeeld, wordt boven-
strooms van Pagfer Lfibata in den regel alleen van de zoo-
genaamde boeng’s gebruik g em a a k t; vooral bij zeer laag
water, wanneer het niet zelden voorkomt dat de vaartuigen
over de steenplaten of grindbanken gesleept moeten worden,
is het alleszins aan te bevelen boven Pagör Lfebata geen
groote en vrij diepgaande bidar’s te bezigen,
Tusschen Pagfer Löbata en Nangah Ambalau wisselt de
breedte der rivier a f van 150 tot 100 ml; de oevers zijn er
doorloopend hoog en steil en nog grootendeels dicht be-
groeid. Nederzettingen van Dajaks komen nog maar zeer
enkele längs de rivier voor en 00k de aangrenzende läge
bergstreken zijn vrijwel onbewoond en nog nagenoeg ge-
heel met dicht woud bezet.
Het traject PagSr Lfebata— Nangah Kbmangai kan met
goed bemande roeivaartuigen in ongeveer 10 uur worden
afgelegd ; stroomafwaarts heeft men er in den regel niet meer
dan 4 a 5 uur voor noodig.
In dit riviergedeelte komen zeer veel steen- en grindbanken
voor en op de meeste dier banken Staat bij hoog water
een zeer hevige stroom, zoodat dan vaartuigen van eenige
beduidende afmeting, stroomopwaarts gaande, met behulp
van rotantrossen naar boven moeten worden getrokken. Bij
laag water beslaan sommige van de banken meer dan de
halve rivierbreedte; de stroom is dan wel betrekkelijk g e ring,
maar de bedding zoo ondiep dat er zeer veel omzich-
tigheid vereischt wordt om de vaartuigen behouden over het
legio aantal gevaren heen te brengen, waarvan de voor-
naamste zijn :