
veel noodig door suppletoire overeenkomsten in overeen-
stemming gebracht met het nieuwe Reglement op het
Rechtswezen in de residentie Westerafdeeling van Borneo.
Bij misdrijven, gepleegd door onderdanen van Djongkong,
treden de leden van het regentschap als buitengewone
leden van den Landraad te Sintang op.
De hiervorengenoemde Pangeran Soleiman overleed in
1886. Daar zijn oudste wettige zoj^n Aban g Alam nog
minderjarig was, werd in 1887 op nieuw een regentschap,
bestaande uit drie personen, met het gezag belast en dit
regentschap is thans nog aan het bewind.
Uit de belangrijke memorie van den luit.-kolonel W. E.
Kroesen, dd. 7 Januari 1858, over den toestand der residentie
Westerafdeeling van Borneo en het door hem ge-
voerd bestuurJ) blijkt, dat men toenmaals tot het sluiten
van contracten met Djongkong en Pijasa overging, hoofd-
zakelijk omdat ons belang eischte het tegengaan der
pogingen van den beheerscher van Sölimbau tot verster-
king van zijn invloed over de Boven-Kapoewaslandschappen.
Het mag thans zeker betwijfeld worden of het werkelijk
in ons belang is geweest, dat contracten gesloten zijn g e worden
met de radja’s van Pijasa en' Djongkong, die in
1858 niets anders waren dan hetgeen zij nu zijn, n.m.
een paar onbeduidende kampoenghoofden, ieder met een
honderdtal arme mannelijke onderdanen. Zeker is het, dat
die tot vorsten verheven hoofden niets hebben kunnen bij-
dragen tot de ontwikkeling der Boven-Kapoewasstreken,
hetgeen veel eerder het geval wäre geweest met een in-
vloedrijk bestuurder van Sölimbau.
Dat thans aan de eenmaal gesloten overeenkomsten de
hand wordt gehouden, is zeer verklaarbaar, en naar ver-
1) Zie Kielstra’s Bijdragen tat de geschiedenis van Borneo’s Westerafdeeling.