
met de Boven-Kapoewasstaatjes was toch in de eerste
helft dezer eeuw zeer luttel en met de aangelegenheden
van het verafgelegen Boenoet bemoeide men zieh toen-
maals in ’t geheel niet.
Toen de wd. resident Andresen in 1854 Boenoet be-
zocht, nadat zieh sedert jaren geen ambtenaar in de Boven-
Kapoewasstreken had vertoond, was A b an g Barita een
zeer oud man, had geen wettige nakomelingen en liet het
bestuur van het rijk over aan zijn schoonzoon Aban g Soerija.
Deze laatste werd in 1855 op verzoek van zijn schoon-
vader, die in verband met zijn vergevorderden leeftijd de
vorstelijke waardigheid wilde nederleggen, door den re-
geeringseommissaris Prins tot vorst van Boenoet verheven,
onder den titel van Pangeran Adipati Mangkoe Nëgara ;
den 26 e11 Maart van datzelfde jaar werd met dien bestuurder
het eerste politiek contract aangegaan.
A b an g Soerija overleed reeds in 1859 en werd opge-
volgd door zijn zoon A b an g Oetih, die den titel voerde
van Pangeran Adipati. Diens opvolger werd in 1876 zijn
zoon A b an g Telia, onder den titel van Pangeran Adipati
Mangkoe Nëgara, met wien den 8en December 1881 het
thans vigeerend politiek contract werd gesloten.
Het bestuur van Aban g Telia kenmerkte zieh, evenals
dat van zijn voorgangers, door de meest wederrechtelijke,
ja soms misdadige handelingen. Bij gémis aan wettige
inkomsten moesten de Boenoetsche bestuurders zieh toch
wel op de een of andere wijze de noodige middelen van
bestaan zien te verschaffen en zij gingen er zelfs vaak
toe over om snel- tevens rooftochten in de hand te werken,
waaruit zij niet onbelangrijke voordeelen wisten te behalen.
Daar onze bemoeienis met de Boven-Kapoewas intus-
schen meer daadwerkelijk was geworden, konden de kwade
praktijken der Maleische bestuurders niet langer verborgen