
nelijke nakomelingen en werd daarom in het bewind op-
gevolgd door zijn oudsten onechten zoon, A b an g Santoek,
die den 28sten Augustus 1896 in zijn ambt werd bevestigd
onder den titel van Raden Patih Khsoema Nögara, radja
van Pijasa en thans nog aan het bestuur is.
Het vorstengeslacht van Pijasa is, zooals uit de hierbij
gevoegde geslachtslijst blijkt, door aanhuwelijking verwant
aan de vorstenfamilien van Boenoet en Selimbau.
De in 1896 overleden vorst had gaarne, in plaats van
zijn thans aan het bewind zijnden onechten zoon, die 00k
naar het schijnt bij de bevolking van Pijasa weinig aan-
zien geniet, zijn kleinzoon A b an g Bijak, zoon van den
verbannen vorst van Boenoet, A b an g Telia, tot zijn op-
volger bestemd gezien, maar deze candidaat leverde aan
het bestuur te weinig waarborgen voor de toekomst, zoo-
dat de keuze wel op A b an g Santoek moest vallen.
Omtrent dezen eerst sedert eenige jaren met het gezag
bekleeden vorst, die nu den leeftijd van 23 jaar zal heb-
ben bereikt, valt weinig mede te deelen. Tijdens het bestuur
van zijn vader, die algemeen aanzien genoot, zoo-
wel om zijn hoogen leeftijd, zijn verwantschap met andere
vorstenfamilien, als om zijn persoonlijke eigenschappen,
trad hij in ’t geheel niet op den voorgrond; tot weinige
jaren voor zijn optreden wist men zelfs niet, dat Pangeran
Osman bij goendik’s kinderen had, die voor de vorstelijke
waardigheid in aanmerking konden komen.
Van een bepaald bestuur over zijn gering aantal onder-
danen, was onder Pangeran Osman weinig sprake en onder
den tegenwoordigen titularis zal hierin zeker niet veel
verandering gekomen zijn; toch zijn er te Pijasa nog 3
mantri s of rijksgrooten, die echter alleen bij zeer plechtige
gelegenheden iets van zieh doen blijken. Deze grootwaar-
digheidsbekleeders zijn overigens zeer eenvoudige lieden,
■oe Kantj
itin van
atoe Pa\
oe Mira
utoe Rin
\ Ratoe
latoe So<
tat van
len Dja
ft zieh $
Lra a/d
Lt aldaa: I met H
I de sta
I het vo;