
Er behoort een buitengewone stuurmanskunst toe om de
vrij groote daoep-daoep, de prauwen die men op de Be-
neden-Pinoh voor den afvoer van boschproducten en den
opvoer van handelsartikelen bezigt, veilig over alle geva-
ren der bedding heen te brengen. T e Kota Baharoe maakt
men zelfs van het loodsen der groote vaartuigen op de
Beneden-Pmoh een bepaalde broodwinning, en verdienen de
goede loodsen voor de terugreis — die meestal in i dag
geschiedt — van 3 tot 5 dollars. Maar hoe ervaren de
loodsen van Kota Baharoe 00k kunnen worden genoemd,
herhaaldelijk komt het vo o r , dat door de een of andere
niet te voorkomen oorzaak, dan wel door eene zeer kleine
onvoorzichtigheid, de vaartuigen bij de groote rijam’s min
o f meer dwars voor de vaargeul terecht komen en een te
pletter slaan tegen de rotsen o f een verzwolgen worden door
de zeer hooge golven is dan het onvermijdelijk gevolg.
Hoevele vaartuigen op die wijze jaarlijks verongelukken
en hoevele menschenlevens daarbij verloren g a a n , is niet
met zekerheid bekend; de misschien overdreven verhalen
spreken zelfs van 50 °/0 van het aantal gebezigde vaartuigen!
Om de daoep-daoep te vrijwaren tegen het inslaan der g o lven,
worden voor het afzakken van de rivier de boorden
tot 1 m. hoogte met matten opgehoogd; 00k aan den boeg
en het achtereinde van het vaartuig worden dan verhoo-
gingen aangebracht. Het besturen geschiedt door middel
van twee zoogenaamde dajoeng-paling — een aan den boeg
en een aan het achtereinde — stokken van 3 ä 4 m. lengte,
die aan een uiteinde van een cirkelvormig houten blad van
3 ä 4 d.m. middellijn zijn voorzien en die met het andere
einde aan het vaartuig worden bevestigd. Tot het voort-
bewegen van de daoep-daoep op de riviergedeelten waar
de stroom zwak is, worden nog rechts en links in het midden
van het vaartuig een of meer dajoeng-paling aangebracht.
Bij het passeeren der groote rijam’s, waarbij de golven
dikwijls van voren tot achter over het vaartuig heen-
slaan en alles op de kalmte en de groote handigheid van
de beide stuurlieden aankomt, wordt echter alleen van de
beide stuur-dajoeng’s gebruik gemaakt.
De rivier heeft in hären benedenloop reeds bij gemid-
delden waterstand voldoende diepte om van zeer groote han-
delsvaartuigen gebruik te kunnen maken; voor de terugreis
worden die nog dikwijls tot vlotten uitgebouwd, als
rotan afgevoerd moet worden. Het stroomopwaarts brengen
van die vaartuigen kost altijd een zeer groote inspanning,
want ze moeten dan met rotantrossen tegen de watervallen
opgetrokken worden; bij zeer hevigen stroom breken de
trossen spoedig en het vaartuig loopt dan het grootste ge-
vaar van te verongelukken.
Het kan weinig nut hebben hier al de rijam’s van de
Beneden-Pinoh op te sommen; behalve de talrijke kleine,
zijn er toch niet minder dan omstreeks 30 zeer groote, w. o.
de Kenebah, nabij de Maleische kampoeng van dien naam
en de Silin aan de monding der S. Silin, een weinig stroomopwaarts
van de Maleische kampoeng Nh Sajan, nog wel
het meest onstuimig karakter hebben.
Bij zeer günstigen waterstand kan het traject Nh Pinoh—
Kota Baharoe met kleine daoep-daoep ofbida r’s in 5 dagen
worden afgelegd ; stroomafwaarts kan de reis onder de meest
günstige omstandigheden in 9 a 10 uur worden gedaan.
Bij het passeeren der groote rijam’s moeten de vaartuigen
dikwijls geheel ontladen worden; stroomafwaarts passeert
men die gevaarlijke plaatsen steeds met geladen vaartuigen,
want de woeste stroom, die het vaartuig medevoert,
maakt een aanleggen en ontladen onmogelijk.
Wenscht men met veel spoed längs de Beneden-Pinoh
te reizen, dan verdient het aanbeveling om van zeer kleine