noord-zuid (meridiaan over den top Pgrajoeng, aan de
Sferawaksche grens), bij 90 k.m. in de richting oost-west
(parallel längs den zuidelijken oever van het meer Tang),
kan toch gezegd worden, dat het grootste en zieh ten
Noorden van de Kapoewas uitstrekkend gedeelte van het
Semitau sehe territoir ingenomen wordt door een terrein,
dat deels geheel vlak en drassig is en dat door honderden
kanalen en waterloopen, die meerendeeis met elkaar in
verbinding staan, wordt doorsneden, deels uit tal van
kleine en groote wäterplassen bestaat, waarvan bijv. het
meer Loewar in de richting noord-zuid eene afmeting
heeft van niet minder dan 13 k.m.
Volgens de conclusie van den mijn-ingenieur N. Wing
Kaston moet dit merenterrein, dat eene oppervlakte heeft
van 25 □ g. mijlen — dus zoo groot als de provincie
Utrecht — zijn ontstaan te danken hebben aan de zeer
siechte afwatering van het Kapoewasbekken en de ver-
onderstelling is misschien niet gewaagd, dat de meervor-
ming in het Midden-Kapoewasgebied 00k verband kan
houden met de door dien geoloog in zijne voorloopige
mededeeling over de geologie van het stroomgebied der
Kapoewas ’) geuite Stelling, dat de afwatering van het
Kapoewasbekken in , cretacei'schen tijd plaats had aan de
noordkust van Borneo, ter hoogte van den G. Merdai in
het noorden van Landak en dat de doorbraak der K a poewas
bij Tajan eerst veel later geschiedde.
Doch hoe het 00k zij, zeker is het, dat 00k thans nog
de afwatering van het Midden-Kapoewasgebied hoogst
onvoldoende is, hetgeen overtuigend blijkt uit het gering
hoogteverschil tusschen de plaatsen Poetoes Sibau en Sin-
tang, die hemelsbreedte op 182 k.m. afstand van elkaar
i) Tijdschrift van het Kon. Ned. Aard. Genoötschap, jaargang 1899, bl. 252.
gelegen zijn (de stroömlengte der rivier tusschen beide
plaatsen bedraagt 429 k.m.) terwijl het verschil in hoogte
niet meer dan 22 J m. is.
De groote verschillen in de waterstanden te Sintang,
waarop in een vorig hoofdstuk op bldz. 16 werd gedoeld,
houden dan 00k vooral verband met het Mblawiwater, dat
aldaar in de Kapoewas terecht komt, want het Boven-
Kapoewaswater heeft ruimschoots gelegenheid om telken-
male het geheele merenterrein in een reusachtige waterplas
te doen overgaan en de nergens ingedijkte Kapoewas
laat dit bij hoogen waterstand 00k nimmer na.
Längs de noordgrens van het merenterrein verheft zieh
de läge Sörawaksche grensketen, bekend onder den alge-
meenen naam van Tintin Kfedang.
In deze heuvelketen, eene voortzetting van het Boven-
Kapoewäsgebergte, schijnt graniet het overheerschend ge-
steente te zijn. De hoogste top is de Bt. Pan, die zieh
tot 480 m. boven den zeespiegel verheft; overigens zijn
de toppen, die eene hoogte bereiken van gemiddeld 200
m., door zulke läge en vlakke zadels verbonden, dat het
veelal schijnt of ze zieh geheel geisoleerd uit het aan-
grenzend vlakland verheffen, welks volstrekte hoogte niet
meer dan een 30tal m. bedraagt.
De läge Tintinketen gaat westwaarts over in den 881 m.
hoogen Boekit Bösar, die weder westwaarts door een berg-
keten, welker voornaamste toppen eene hoogte van 800 m.
bereiken, samenhangt met het smalle ketengebergte, dat
het stroomgebied der Kötoengau ten noorden begrenst.
De Bt. Bfesar, zoomede de zieh meer westwaarts uit de
waterscheiding van het Kapoewasgebied verheffende toppen
zijn nog geheel met oerwoud bezet. Op de Tintinketen
is het oorspronkelijk bosch, in verband met den ladang-
bouw reeds lang uitgeroeid en de verlaten bouwvelden