
verbonden, ligt aan de beek Tönoengoen — de eenige
bevaarbare affluent der Möntbbah | j| | de Dajaksche neder-
zetting Rabang .Soempa, die van a f de Tbnoengoenmon-
ding met kleine sampan’s in een dag kan worden bereikt.
Van daar is over land een tweede verbinding met de Boven.
Mölawi — andere paden van uit het stroomgebied der
Boenoet daarheen bestaan er niet — längs een voetpad,
dat aanvankelijk door de bedding der Thnoengoen voert
en daarna onder zeer sterke hellingen de Toehanketen
overschrijdende, over de Madi rug leidt, welke op 1052 m.
volstrekte hoogte gesneden wordt. Het pad daalt dan naar
den bovenloop der Djöngkarang af, een rechter zijtak der
Mhlawi, welke zijrivier grootendeels te water kan worden
gevolgd.
Ook van dit pad wordt in het günstige jaargetijde uit-
sluitend door boschproducten inzamelaars gebruik gema akt;
is het in langen tijd niet betreden, dan is het weder grootendeels
toegegroeid, zoodat men het niet wagen kan om
zonder goede gidsen dien uiterst moeilijken weg te volgen.
Wij vermeenen hiermede de voornaamste bijzonderheden
op topographisch g eb ied , en vooral die betreffende de
hydrographie, van de Boven-Kapoewasstreek te hebben
medegedeeld en zullen thans overgaan tot eene nadere
bespreking van de bewoners van dat uitgestrekte land.
T o t een beter overzicht zullen eerst de volkstammen
worden behandeld, die het zoogenaamd Gouvernements
grondgebied bewonen; daarna zal het leenstaatje Boenoet
en de bevolking aldaar een onderwerp van bespreking
uitmaken.
DE BEVOLKING VAN HET GOUVERNEMENTS
GRONDGEBIED.
Van de onder-afdeeling Boven-Käpoewas, welke eene
oppervlakte heeft van 22510 k.m.s of ruim I van die van
Nederland, maar met een zielental, dat op niet meer dan
14000 wordt geraamd, wordt als Gouvernements grondgebied
aangemerkt de uitgestrekte landstreek, omvattende:
het boven- en midden-Lfibojan g eb ied ;
het stroomgebied der Embaloeh Kapoewas;
het stroomgebied der Palin ;
het stroomgebied der Mandai;
het brongebied der Kapoewas.
De oppervlakte van die Gouvernementslanden bedraagt
nagenoeg 18750 k.m.2. Hoe die landstreken Gouvernements
grondgebied geworden zijn, is niet b ek en d; in bezitneming,
’t zij door verovering, ’t zij door contracten heeft ten minste
niet plaats gehad. Trouwens de inheemsche bewoners erkennen
ook het Gouvernement niet als eigenaar van den
grond, want zij laten daarop wel degelijk hunne rechten
gelden, gebaseerd op erfrecht dan wel op eerste ontgin-
ning. Alleen beschouwden zij zieh vroeger gaarne als recht-
streeksche onderdanen van het Gouvernement, omdat zij
als zoodanig vrijgesteld waren van het opbrengen van
belastingen.
D e erkenning van Boven-Kapoewasstammen als onderdanen
van het Gouvernement dateert van het jaar 1855,
toen voor ’t eerst een ambtenaar, de Regeeringscommissaris
Prins, de Kapoewas opvoer tot Poetoes Sibau.
De Kajan- en Taman-stammen moeten bij die gelegenheid
verzocht hebben als onderdanen van het Gouvernement