
toe bij om door ruilhandel eenige onmisbare artikelen, als
tabak, lijnwaden, kialen, koperen ringen en staven ijzer
te kunnen aanschaffen.
Hun bewapening bestaat uit lansen, blaasroeren, houten
Schilden en ruw bewerkte mandau’s ; vuurwapenen houden
zij er niet op na.
In het hanteeren van het blaasroer zijn zij buitengewoon
bedreven; ook in het werpen met de lans.
O f zij zieh in de laatste jaren nog aan snellen hebben
schuldig gemaakt, is mij niet b eken d; als zij de kans
schoon zien, zullen zij de gelegenheid zeker niet laten
voorbij gaan, want het snellen zit hun nog in merg en
been. Zij zijn overigens nog echte natuurmenschen, die,
even als de Poenan’s, zelfs des nachts in de door hen be-
woonde wildernissen den weg weten te vinden en wat hun
verraderlijk optreden betreft, doen zij zeker in niets voor
de zwervende stammen onder.
De zwervende stammen. T o t de in het Boven-Kapoewas-
gebied rondzwervende stammen behooren nog alleen de
Poenan’s en de Boekat’s ; de Bfekfetan’s lieten, zooals reeds
werd medegedeeld, hun zwervend bestaan varen.
In ’t algemeen bestempelt men met den naam van Poenan’s
alle nog geene vaste woonplaatsen hebbende Dajaks,
die zieh in het Boven-Kapoewasgebied ophouaen längs de
Kapoewas tusschen Loensa en Nangah Boengan, in het
stroomgebied der Boengan, in dat der Boven-Sibau en
Boven-Mandai, zoomede in het brongebied der Mfendalam;
het brongebied der Embaloeh Kapoewas alleen wordt hoogst
zelden door hen bezocht.
Volgens sommigen zouden die zwervers tot verschillende
stammen behooren, zooals de Boengan-, de Körijau-, de
Sömoehoeng- en de Hakat Dajaks ; zij worden echter algemeen
als Poenan’s aangeduid en onder dien naam zullen
zij ook hier besproken worden.
Omtrent hun zielental is niets met zekerheid b ek en d ;
in verband met de gegevens verzameld tijdens de opne-
ming van de streken, waarin zij zieh ophouden, komt het
mij echter voor, dat alle tot nu toe dienaangaande ge-
maakte schattingen zeer overdreven moeten zijn en dat
in het Boven-Kapoewasgebied niet meer dan een iootal
Poenan gezinnen een zwervend leven leiden.
De Boekat’s, wier sterkte op 150 gezinnen wordt geschat,
houden zieh alleen op in het stroomgebied der Samoes,
een rechter zijtak der Mfendalam.
W at het uiterlijk der Boekat’s betreft, onderscheiden zij
zieh van de Poenan’s hierin, dat de mannen zieh het ge-
heele bovenlijf en zelfs een groot gedeelte van het aan-
gezicht tatoeeeren, terwijl de Poenan’s nagenoeg geen
huidversiering hebben. Zoowel bij de Poenan’s als bij de
Boekat’s zijn de mannen groot en forsch gebouwd; de
Boekat’s hebben met hunne getatoeeerde gezichten boven-
dien een zeer woest voorkomen.
Van beide stammen hebben zoowel mannen als vrouwen
een zeer lichte huidsklenr; enkele vrouwen zijn niet zelden
nagenoeg blank.
Het zwerven der Poenan’s en Boekat’s bestaat hierin,
dat zij, meestal vereenigd in groepen van 4 a 10 gezinnen,
in de diepste wildernissen verblijf houden in kleine pon-
dok’s van takken, boomschors en bladeren, dan wel be-
schutting zoeken in kleine bergholen of grotten.
In die hoogst primitieve pondok’s verblijven zij gewoonlijk
niet langer dan een drietal maanden, gedurende welken tijd
zij de omstreken afjagen.
De vrouwen moeten al het zware werk verrichten, zooals
het bouwen der pondok’s, het kappen van hout, waterhalen