
gouvernementsgebied nog geene geregelde volkstelling heeft
plaats gehad en ook de opgaven der inlandsche zelfbe-
sturen betreffende het zielental hunner onderdanen wel
iets te wenschen zullen overlaten, mögen vorenstaande
cijfers vrij betrouwbaar worden genoemd.
Gemiddeld zijn er dus in de onderafdeeling Sémitau
niet meer dan ruim 130 inwoners op 1 D g. mijl, een
cijfer, dat niet veel afwijkt van het gemiddeld bevolkings-
cijfer van de geheele westerfdeeling van Borneo, hetwelk
126 b ed ra a g tl).
Hiermede besluiten wij onze algemeene schets van Sé-
mitau; wij zullen thans overgaan tot eene meer uitvoe-
rige behandeling van de administratieve onderdeelen.
HET LANDSCHAP DJONGKONG.
Het landschap Djongkong, oostwaarts grenzende aari
Boenoet, ten westen aan Pijasa en noord- en zuidwaarts
aan direct Gouvernements-grondgebied, omvat een zeer
kleine landstreek aan weerszijden der Kapoewas.
Daar de in 1880 bij Gouv. Besluit vastgestelde grens-
regeling van enkele Boven-Kapoewaslandschappenä) zieh
niet tot het onbeduidende Djongkong heeft uitgestrekt,
bestaat nog steeds onzekerheid omtrent de juiste grenzen
1) Het bevolkingscijfer van Java was op i Januari 1899 10759 per □ g. mijl:
commentaar omtrent de dichtheid der bevolking van Borneo’s Westkust is zeker
overbodig.
2) Uit een geographisch oogpunt beschouwd, kan het deel van het Kapoewasgebied,
dat thans besproken wordt, niet meer als boven-stroomgebied worden aangemerkt;
de rijkjes boven Sintang worden echter algemeen met den naam van
Boven-Kapoewaslandschappen aangeduid en dat spraakgebruik wordt hier ook gevolgd.
van dat rijkje. Het Maleisch bestuur van Djongkong maakt
bijv. tot nu toe aanspraak op een groot deel van de tegen-
woordig door Pijasa geoccupeerde landstreek en wanneer de
vrijwel overeenstemmende opgaven van Sölimbau en Djongkong
als juist werden aangenomen, dan schoot er zeker
voor het grondgebied van Pijasa in het geheel niets over.
Verder beschouwt het bestuur van Djongkong als terri-
toir van het landschap, het geheele beneden-stroomgebied
der Embahoe, welke rivier tegenover de neghri Djongkong
in de Kapoewas uitwatert, terwijl dit terrein tegen-
woordig bijna geheel als direct Gouvernements-grondgebied
wordt aangemerkt.
Na 1880 werden wel ondershands enkele partieele grens-
regelingen getroffen, en die over ’t algemeen zeer kwestieuse
grenzen zijn zooveel mogelijk op de topographische kaart
aangegeven, maar tot eene overeenstemming tusschen de
verschallende Boven-Kapoewasrijkjes is het nimmer geko-
men, zoodat ook geen uitvoering kon worden gegeven
aan de voorgenomen vaststelling ^Hzoo noodig na vooraf-
gaande opneming — van alle landschapsgrenzen, hetgeen
zeker te betreuren v a lt1).
Volgens de thans aangenomen grens, heeft het Djong-
kongsche rijk eene oppervlakte van 371 k.m.8 of 6,7 □ g.
mijl. Zeer uitgebreid is het landschap dus niet en dat het goed
bevolkt is, kan evenmin gezegd worden, want in 1895
had het geheele rijk niet meer dan 4 1 1 bewoners of ruim
1 per k.m.s ; trouwens zooals later zal blijken, bestaat de
bodem van Djongkong hoofdzakelijk uit onbewoonbare
draslanden en heeft de geringe bevolking zelfs al met
1) Bij art. 2 van het contract van 23 Maart 1882 is eene voorloopige opgave
gevoegd van de grenzen van het landschap Djongkong; de omschrijving dier
grenzen is echter zoo onvolledig, dat het niet mogelijk was ze aldus op de topographische
kaart uit te zetten.