
bruari plaats ; in de günstigste omstandigheden bedraagt de
oogfst het ioo-voudig'e der uitzaannp:. Niet o o o zelden heeft echter
door klimatologische invloeden, a.a. geheele of gedeeltelijke
mislukking van den oogst plaats, en daar een ieder slechts
voor eigen behoefte heeft aangeplant, leidt dan een groot deel
der Maleiers gebrek. Aankoop van rijst te Nh Pinoh is dan
noodzakelijk, wat bijna altijd geschiedt op schuld, tegen later
te leveren boschproducten.
In verband met jaargetijde en al dan niet slagen van den
oogst, varieeren de rijstprijzen in het Mfelawigebied van 3 tot
8 dollars per p ik o l; als rijstmaat bezigt men echter doorgaans
de gantang van 3 kati’s, en voor 1 dollar zijn dan 8 a 2 gan-
tang’s te bekomen.
Behalve tijdens zeer langdurige droogte, is te Nh Pinoh
bij de Chineezen steeds Saigon-rijst verkrijgbaar, waarvan de
prijs veel minder wisselend is.
2. Tuinbouw, die alleen plaats heeft op zeer kleine schaal
en uitsluitend voor eigen behoefte.
3. Vischvangst, vooral met werpnetten, in de zeer vischrijke
Mölawi; alleen te N h Pinoh kan deze als middel van bestaan
aangemerkt worden, want alleen op die plaats wordt handel
in visch gedreven.
4. Inzameling van boschproducten (rotan, gfetah, damar,
enz.). Daar de veel waarde vertegenwoordigende producten
in de benedenstreken grootendeels zijn uitgeroeid, gaat het
inzamelen reeds met veel bezwaren gepaard. De Maleiers zijn
nu toch verplicht (gewoonlijk in clubjes van 3 tot 6 man) de
ver afgelegen en moeilijk te bereiken Mölawibronnen te be-
zoeken, ten einde de moeite en kosten, waarmede het inzamelen
gepaard gaat, nog eenigszins beloond te zien. De gfetah-
zoekers begeven zieh tegenwoordig vooral naar Djoengai,
nabij de rijam Tamboek, waar nog veel goede götahsoorten
te vinden zijn.
5. Ruilhandel met de Dajaks van lijnwaden, zout, koper- en
aardewerk, tabak, kramerijen, enz. tegen padi, boschproducten
en stofgoud. Hiertoe is natuurlijk een klein kapitaaltje
noodig; gewoonlijk trachten de kleinhandelaren hunne ruil-
waren o p . schuld bij de Chineezen te Nh Pinoh te bekomen en
de hooge rente, die zij dan moeten betalen, bestrijden zij later
wel uit de grove winsten, die de kleinhandel met de Dajaks
kan opleveren. Enkele meer gegoede Maleiers en 00k de
hoofden drijven ruilhandel op veel grooter schaal en bezigen
veelal dure tempajan’s als ruilmiddel. Zij verstrekken 00k wel,
natuurlijk tegen woekerrente, geldelijke voorschotten aan
de Dajaks, terug te betalen in padi, boschproducten, stofgoud,
enz. ■
6. Veeteelt op zeer kleine schaal door enkele gegoede Maleiers
en hoofden. In den regel houden die meer bevoorrechten
er een kleine kudde runderen op na, waarvan zij bij groote
feesten aan de Dajaks of de Maleiers trachten te verkoopen.
Aan voeding of verzorging der beesten doen zij echter niets ;
de runderen loopen eenvoudig in den omtrek der kampoeng’s in
’t wild rond, en worden opgevangen als men ze noodig heeft.
De prijs van een rund varieert van 15 tot 30 dollars. In 1894
werd het aantal runderen in het M&awigebied (behalve het
Pinohdistrict) op ± 1400 g e sch a t; buffels waren er toen niet
meer dan een 5otal. Schapen, geiten en pluimgedierte worden
betrekkelijk weinig bij de Malawi Maleiers aangetroffen.
Alle Maleische vrouwen houden zieh bezig met het weven
van kain’s; zij zijn zelfs zeer vaardig in de behandeling van het
weefgetouw. Van een bepaalde industrie van geweven artike-
len is echter nergens sprake, want er wordt alleen voor eigen
behoefte geweven.
In verband met de zeer geringe behoeften der Maleische
bevolking kan in ’t algemeen wel gezegd worden, dat zij in
gewone omstandigheden op voldoende wijze in haar levens