
onder; de huizen zijn daar dan ook op hooge palen
g ebouw d; die op den rechter Kapoewasoever, die hoogst
zelden wordt overstroomd, staan laag op den grond.
De Chineesche wijk bestaat uit een paar blokken houten
huizen, ieder van ± 30 m. lengte, gezamenlijk met een
25-tal kleine woningen en winkels; dit geheele emplacement
is, om tegen diefstal gevrijwaard te zijn, omringd
met hooge palissaden van bamboe.
Vaartuigen zijn te Silat alleen bij hooge uitzondering
te ve rk rijgen ; de handelsvaartuigen, welke men daar nu
en dan aantreft, behooren te Sintang te huis. Zooals elders
längs de Kapoewas houdt de Maleische bevolking er
alleen zeer kleine sampan’s op n a ; de groote roeivaartui-
gen van den vorst en die van de hoofden zijn over ’t
algemeen zoo vervallen, dat ze weinig bruikbaar zijn.
De geschiedenis van de achtereenvolgende contracten,
welke sedert 1823 door het Ned.-Ind. Gouvernement met
de bestuurders van Silat werden aangegaan, komt geheel
overeen met die der hiervoren besproken landschappen.
Het contract dat den 20sten Maart 1855 door den Regee-
ringscommissaris Prins met den toenmaligen vorst van
Silat, Pangeran Moeda, werd gesloten, was ook voor dat
landsehap het eerste aan de naleving waarvan eenigszins
de hand werd gehouden1).
Pangeran Moeda ontving bij die gelegenheid den titel
Pangeran Ratoe Nögara A chm an ; zijne opvolgers heb-
ben sedert dien den titel van Pangeran Ratoe behouden.
Pangeran Moeda, een goed gezind, maar zwak en aan
opium verslaafd vorst, overleed in 1871 ; hij werd opge-
volgd door zijn zoon Pangeran Praboe, die reeds zes jaar
1) Omtrent het Maleisch bestuur en de bevolkiog van het landsehap Silat was
ik niet in de gelegenheid veel gegevens te verzamelen, zoodat ook hier slechts
weinig bijzonderheden kunnen worden vermeld.
later stierf. Daarna schijnt er tot 1879 geen bestuurder
van Silat te zijn geweest, want eerst in dat jaar werd
toch, in verband met de minderjarigheid van den oudsten
wettigen zoon van den overleden titularis, een regentschap
ingesteld, dat tot 1889 het gezag in handen had. Het
thans geldend politiek contract werd den 2 5sten Februari
1882 met dat regentschap gesloten; evenmin als de vroe-
p-ere vorsten van Silat heeft echter het regentschap iets ot
ot de ontwikkeling van land en volk bijgedragen. De in
1889 meerderjarig geworden troonsopvolger kwam 11 Juni
van dat jaar aan het bewind onder den titel van Pangeran
Ratoe Moeda Pakoe Nbgara en is thans nog regee-
rend vorst. Het schijnt, dat het Europeesch bestuur met
dezen vorst, die nu den leeftijd van ruim 30 jaar moet
hebben bereikt, in het begin van zijn optreden nogal
moeilijkheden heeft gehad, voortspruitende uit klachten
der bevolking over zijn te ver gedreven fiscaliteit en het
overtreden van de contractsbepalingen omtrent de toege-
stane heffingen. Ook werd geklaagd, dat zijn toon en
houding tegenover de vertegenwoordigers van het Gouvernement
aanvankelijk wel eens te wenschen overlieten.
Daartegenover Staat, dat hij tijdens het verzet der Tö-
bidah Dajaks in 1891 den Resident aanbood om die
weerspannige Dajaks geheel met eigene middelen tot rede
te brengen. Dit aanbod werd uit den aard der zaak niet
aangenomen, omdat het vermoedelijk wel in de bedoeling
van den vorst van Silat lag, dat dan ook later de Töbi-
dah’s aan hem cijnsbaar zouden worden verk la ard; na
het reeds door den panömbahan van Sintang geleden echec
met zijn bala Maleiers, die hij tegen de hem weerspannige
Töbidah’s afgezonden had, oordeelde het bestuur het
bovendien minder raadzaam den Silat’schen vorst even-
tueel ook aan een echec bloot te stellen, waardoor de