die zieh weder in de Koeboe en de Ambawang verdeelt
en Kleine Kapoewas, welke laatste längs Pontianak stroomt,
voor welke plaats ze eene breedte heeft van 450 m. Deze
takken vormen de Kapoewasdelta, waarvan de oppervlakte
8000 k.m.8 bedraagt, terwijl het geheele Kapoewasgebied
circa 95000 k.m.8 omvat.
De oppervlakte van dit gebied komt dus nagenoeg met
het stroomgebied der Rhône (99000 k.m.8) overeen, terwijl
de stroomlengte der rivier niet veel minder is dan die van
den Rijn, welke 1300 k.m. bedraagt.
Van dezen zeer belangrijken stroom moest nu tot voor
weinige jaren nagenoeg het geheele bovenstroomgebied tot
de terra incognita gerekend worden o o te behooren, want na
de door Muller in 1825 in ’t werk gestelde poging om
Borneo van west naar oost te doorkruisen, welke de onder-
nemende reiziger helaas met den dood moest bekoopen,
werd het uitgestrekte en meerendeels woeste brongebied
niet meer door reizigers bezocht en de besturende ambte-
naren, die in latere jaren met hunne stoombarkassen tot
Poetoes Sibau opvoeren, strekten van daar hunne zeldzame
reizen stroomopwaarts per roeivaartuig hoogstens tot over
een paar kilometers uit. Zeer verklaarbaar mag het dan
00k worden genoemd, dat men zieh van de topographische
gesteldheid van het brongebied der Kapoewas tot omstreeks
het jaar 1891, toen aldaar, dank zij de .voortvarende mede-
werking van wijlen den Resident S. W. Tromp, met dé
topographische opneming een aanvang kon worden gemaakt,
zoo goed als geen voorstelling wist te maken en dat de
bestaande kaarten te dien opzichte eigenlijk alies te wen-
schen overlieten.
O f het centrum van Borneo ingenomen werd door een
centraal gebergte, zooals door enkelen werd beweerd, dan
wel, dat de naar oost en west vloeiende Mahakam- en
Kapoewas-stroomen hunnen oorsprong vonden op een uit-
gestrekt hoogplateau, dat zieh in het centrum van Borneo
zoude verheffen, bleef tot voor körten tijd onopgelost.
De sedert dien ten einde gebrachte topographische opneming,
op den voet gevolgd door de wetenschappelijke
reizen onder leiding van Prof. Molengraaff en later de meer
met politieke bedoelingen ondernomen tochten dwars door
Borneo onder leiding van Dr. Nieuwenhuis, hebben echter
dat onbekende land in weinige jaren als ’t wäre toegankelijk
gemaakt voor de wetenschap en 00k elken twijfel omtrent
de topographische gesteldheid opgeheven.
Een centraal gebergte, dan wel een hoogplateau in de
wäre beteekenis van het woord zijn nu gebleken niet te
bestaan; daarentegen werd in Centraal-Borneo een groot
vulkaangebied aangetroffen, waarvan nog tal van ontzag-
wekkende ru'fnes met hare boomlooze en hei gekleurde
rotswanden scherp afsteken tegen het veelvuldig vertakte
en nog geheel met woud bezet ketengebergte, dat zieh in
het brongebied der Kapoewas verheft.
Met zekerheid is nu 00k uitgemaakt, dat zieh in het
centrum van Borneo, van de over het algemeen läge, doch
zeer toprijke hoofdketen, welke de Nederlandsche bezit-
tingen van de onder Engelsch protectoraat staande staten
scheidt, een in hoogte zeer afwisselende keten in algemeen
zuidelijke richting wendt ; de westelijke flanken van dat
ketengebergte moeten als het brongebied der Kapoewas
worden aangemerkt, terwijl het in oostelijke richting vloeiende
water naar den niet minder mächtigen Mahakam-
stroom voert.