
bonden met de aan den rechter oever der Malawi gelegen
Maleische nederzetting Karangan Pandjang.
Het stroomgebied der S. Man is een weinig vruchtbare
landstreek, welke nog grootendeels met bosch is bezet. De
vlakke terreingedeelten tusschen de heuvelruggen staan, in
verband met de siechte afwatering van het terrein, in den
regentijd niet zelden onder water; de door de Manstreek
voerende paden zijn dan ook in dat jaargetijde siecht be-
gaanbaar.
D e aan de monding der S. Man gelegen Maleische kam-
poeng Nh Man, bestaande uit een achttal huizen, heeft een
weinig welvarend aanzien. Van die plaats voert in noorde-
lijke richting een voetpad (16 k.m.) längs de Dajaksche
vestigingen te PSnanai, Sabar en Gandoek naar Bökarang,
eene vestiging van Dajaks aan den weg van N h Pinoh naar
N11 Töbidah.
1 1 . De S. Kgboeboe (links) is een weinig beduidende
zijtak der Mfelawi, welke hären oorsprong vindt aan den
voet van de noordelijkste uitloopers van het reeds vroeger
genoemde Salokgebergte en die zieh in noordwestelijke rich-
tmg eene vrij ondiepe bedding heeft gebaand door het läge
heuvelterrein, dat zieh aldaar ten zuiden van de Malawi uit-
strekt. De rivier is met sampan’s bevaarbaar tot aan de nederzetting
der Kebahan’s te Nh Pörömbang (18 k.m.), van de
monding in ongeveer 6 uur te bereiken. De grootendeels
zandige bedding heeft tot daar eene breedte van ± 15 m.
en läge, vlakke oevers, die met laag hout en struikgewas
zijn begroeid.
Längs den bevaarbaren benedenloop zijn drie nederzet-
tingen van Kebahan Maleiers; het bovenstroomg'ebied is
uitsluitend door Koebin Dajaks bewoond.
Van de aan den rechter oever gelegen Maleische kam-
poeng N h Söbadjoe leidt een voetpad in oostelijke richting
door flauw golvend open terrein längs de Maleische vestigingen
te Kajoe A ra en Tapang K&randji en de Dajaksche
bötang te Akam naar de uitwatering der beek Dahan in
de Mölawi; dit pad heeft eene lengte van + 1 1 k.m. en
is ten allen tijde goed begaanbaar.
Dat is ook het geval met het ruim i o i k.m. lange pad,
dat van de aan de Malawi gelegen Maleische kampoeng
Noegoe — een bocht stroomafwaarts van N h Man — in
algemeen zuidelijke richting längs Kajoe A ra naar het voren-
genoemde Söbadjoe leidt. Nh PSrömbang is voorts door een
13 k.m. lang voetpad verbonden met de aan de S. Ma-
ngat — rechter zijtak van de Pinoh — gelegen Maleische
nederzetting van denzelfden naam. Dit pad leidt aanvan-
kelijk onder flauwe hellingen door open, golvend terrein
en voert dan längs de Maleische bStang te Kakap onder
zeer sterke klimmingen en dalingen over den 365 m. hoo-
gen top Söki door een nog geheel met oerwoud bezette
läge bergstreek.
In zuidelijke, zuidoostelijke en oostelijke richting leiden van
het aan de Köboeboe gelegen Nh Pörfembang paden naar
den bovenloop der KSboeboe, zoomede naar de S. Kalan en
naar de Ella-Ilir. In den drogen tijd zijn die landwegen zeer
goed bruikbaar; als echter na aanhoudende regens de talrijke
beken, die overgetrokken moeten worden, zooals gewoonlijk
gezwollen zijn, kost het meestal zeer veel inspanning om die
paden te volgen.
12. De Pinoh (links), de grootste der zijrivieren van de
MSlawi, ontstaat bij de kleine Dajaksche nederzetting Saka
Doewa uit de samenvloeiing van de beken Kapoewas en
Meroeroeng. Eerstgenoemde is van hare 10 m. breede monding
nog met kleine sampan’s op te varen over een af-
stand van ongeveer 4 k.m. tot aan de Dajaksche kampoeng
Paoeh (157 m. hoog), vanwaar in algemeen westelijke rieh